 
 
 
 
   © Wim Kloppenburg. Laatste update 1 oktober 2025.
 
 
 
  Made with Xara Web Designer+
 
 
 
   
 
 
 
   
 
 
 
   
 
 
 
   
 
 
  
 
  
 
   
 
 
  Sonne der Gerechtigkeit
  Onder het lied ‘Zonne der gerechtigheid’ (LB 967; LvdK 313) staan in het Liedboek de namen van niet min-
  der dan drie dichters en twee vertalers. 
  Ik noteer ze hieronder, mét de bijbehorende jaartallen, en in de volgorde waarin de genoemde strofen 
  ontstaan zijn.
  tekst 
  1. Johann Christian Nehring (1671-1736), strofen 3 en 7
  2. Christian David (1690-1751), strofen 1 en 6
  3. Christian Gottlob Barth (1799-1862), strofen 2, 4 en 5
  vertaling
  Ad den Besten (1923-2015), strofen 1-6
  Frederik Mooi (1921-2008), vers 7
  Het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken noteert bij dit lied:
  Wie dit lied zingt, zou – zonder dat het eronder stond – stellig niet vermoeden, dat het zo’n gecompliceerde 
  ontstaansgeschiedenis heeft. Het is het werk van drie dichters van wie de jongste meer dan honderd jaar later 
  geboren werd dan de beide andere! De strofen 1 en 6, die op naam staan van Christian David, zijn afkomstig 
  uit een lied waarin met kracht wordt geroepen om vernieuwing van de kerk. In de kring der Hernhutters, waar 
  men zich om het auteurschap van teksten volstrekt niet bekommerde en waar men toch al gewoon was, zonder 
  overgang het ene lied na het andere te zingen, ja zelfs coupletten van het ene en coupletten van het andere 
  door elkaar heen te zingen, werden deze beide strofen al heel gauw met strofen uit een ouder lied van Johann 
  Christian Nehring gecombineerd, – een lied dat op zijn beurt bij de Hernhutters al eerder vermengd was ge-
  raakt met een lied van een zekere Michael Müller. Veel later voegde het Beierse gezangboek enkele strofen uit 
  een zendingslied van Christian Gottlob Barth aan het geheel toe.
  In bovenstaand fragment uit het Compendium wordt de ontstaansgeschiedenis van het lied slechts zeer be-
  knopt samengevat. De Liederkunde zum Evangelischen Gesangbuch
  1
   heeft er niet minder dan negen pa-
  gina’s voor nodig; het artikel behandelt o.a. alle liederen en bijbehorende liedbundels die één of meer 
  coupletten bevatten die uiteindelijk zijn terechtgekomen in ‘Sonne der Gerechtigkeit’.
  In het kader van deze website beperk ik mij tot drie liedbundels waarin de liederen te vinden zijn waaruit de 
  boven aangegeven strofen genomen zijn. Alle voorbeelden in de zijkolom kunnen vergroot worden.
  1. ‘Sieh, wie lieblich und wie fein / ists wenn Brüder friedlich seyn’ is de beginstrofe van Psalm 133 in de be-
  rijming van Michael Müller (Die Psalmen Davids … Reim-Weiß übersetzt, 1700). Johann Christian Nehring 
  voegde aan de vier strofen van Müller nog tien coupletten toe. Het 14-strofige lied van Nehring is onder an-
  dere te vinden in het Geistreiches Gesang Buch van Johann Anastasius Freylinghausen (1704, in 1741 uitge-
  breid tot 1581 liederen). Het boek wordt meestal kortweg aangeduid als Freylinghausen. Twee gecombi-
  neerde halve strofen en één hele strofe (7b/8a en 14; zie zijkolom) vinden we terug in ‘Sonne der 
  Gerechtigkeit’ (3 en 7). 
  2. ‘Seyd gegrüßt, zu tausendmahl, / allerliebste brüderzahl’. 
  Dit lied van Christian David is o.a. te vinden in het Christliches Gesangbuch der Evangelischen Brüder-
  Gemeinen 1735/1741. De Anhang uit 1741 bevat de liederen 973 t/m 2313(!). ‘Seyd gegrüßt’ is lied 1488 
  (zie afbeelding). Het lied telt 10 coupletten; de strofen 5 en 8 zijn vrijwel letterlijk overgenomen in ‘Sonne 
  der Gerechtigkeit’ (1 en 6).
  Hoe de coupletten van verschillende liederen bij de Hernhutters door elkaar gebruikt werden, zien we ook bij 
  dit lied van Christian David. Het begin van strofe 2 van lied 1488, ‘Sieh, wie lieblich und wie fein’ is ontleend 
  aan Psalm 133 van Michael Müller.
  3. ‘Jesu, bittend kommen wir’, 
  een lied van Christian Gottlob Barth, gezang 1179 uit de bundel Evangelischer Liederschatz für Kirche und 
  Haus, samengesteld door Albert Knapp (Stuttgart 1837). Het was een geliefd zendingslied dat in verschil-
  lende ‘Missionsliederbücher’ werd overgenomen. De strofen 3, 5 en 6 komen letterlijk overeen met de cou-
  pletten 2, 4 en 5 van ‘Sonne der Gerechtigkeit’. 
  Het lied is ook opgenomen in het Gesangbuch für evangelische Gemeinen (Berlijn 1869), maar daar wordt 
  het ten onrechte toegeschreven aan Jonathan Friedrich Bahnmeier (1774-1862). 
  Otto Riethmüller
  Aan de drie dichters die in het Liedboek genoemd worden moet beslist nog een naam toegevoegd worden, 
  namelijk van de man die de genoemde coupletten op een overtuigende manier tot een nieuw geheel heeft 
  samengevoegd, Otto Riethmüller (1889-1938). Riethmüller was predikant van de Evangelische Kirche en 
  werkte o.a. in Berlijn. Hij hield zich vooral bezig met jeugdwerk, waarbij de muziek een belangrijke rol 
  speelde. Hij vertaalde Latijnse hymnen, verzamelde en bewerkte liederen van de Hernhutters, en schreef 
  ook zelf verschillende liedteksten. In 1932 publiceerde hij een liedbundel voor de jeugd, onder de titel Ein 
  neues Lied. Ein Liederbuch für die deutsche evangelische Jugend. Dat het lied ‘Sonne der Gerechtigkeit’ be-
  kend en geliefd is geworden, is vooral aan deze uitgave te danken. 
  Riethmüllers geniale ingreep
  Oorspronkelijk zijn alle genoemde coupletten vierregelig 
  (7.7.7.7). In de kringen van de Boheemse en Moravische 
  Broedergemeente werden ze meestal gezongen op de me-
  lodie van het lied ‘Freuen wir uns all in ein’ (Michael 
  Weisse, 1531), maar men gebruikte ook wel de melodie 
  van ‘Nun komm der Heiden Heiland’.
  Maar Riethmüller zocht voor zijn Jugendgesangbuch een 
  markantere melodie en vond die bij het eveneens van de 
  Boheemse Broeders afkomstige lied ‘Mensch, erheb dein 
  Herz zu Gott’, in nevenstaande vorm bekend uit Kirchen-
  geseng Praag 1566, oorspronkelijk behorend bij een vijf-
  tiende-eeuws wereldlijk ‘Bettlerlied’. Deze melodie heeft 
  echter vijf regels (7.7.7.7.4).
  De vier ‘overbodige’ noten van de laatste regel 
  gaven Riethmüller de mogelijkheid om de uit de 
  verschillende bronnen bijeengelezen vierregelige 
  strofen nog sterker tot een eenheid te smeden, 
  namelijk door toevoeging van een gemeenschap-
  pelijk ‘refrein’: Erbarm dich, Herr. 
  Of was het andersom, wilde Riethmüller aan de 
  vierregelige tekst nog een bede toevoegen en 
  zocht hij daar een passende melodie bij? In elk 
  geval is 7.7.7.7.4 een unieke strofevorm; in de 
  bekende melodieënverzameling van Johannes 
  Zahn is ‘Mensch, erheb’ de enige melodie met dit 
  schema (net zo uniek als 7.6 7.6 6 7.6 van ‘Es ist 
  ein Ros entsprungen’).
  Hoe het ook zij, we mogen Riethmüllers ingreep 
  zonder meer een vondst noemen. Pas in zijn com-
  binatie van tekst en melodie heeft dit lied zijn 
  grote verspreiding gevonden.
  Kennelijk heeft Riethmüller de strofen 2, 4 en 5 overgenomen 
  uit Gesangbuch für evangelische Gemeinen (Berlijn 1869), 
  want hij noemt ten onrechte J.F. Bahnmaier als auteur in 
  plaats van Christian Gottlob Barth. De naam van Johann 
  Christian Nehring ontbreekt (zie boven).
  
  
 
  1. Andrea Ackermann en Helmut Lauter-
  wasser, ‘Sonne der Gerechtigkeit’ in  
  Liederkunde zum Evangelischen Gesang-
  buch, Heft 21, p.51-59. Göttingen 2015.
 
  
 
  
Een naadloze lappendeken…
 
 
  Geschreven maart 2023. De tekst is een uitgebreide 
  en herziene versie van een artikel in M&L 2004 nr.2 
 
  
  
 
  2. Detlev Block, ‘Riethmüller, Otto’ in 
  Wolfgang Herbst (red.) Komponisten und 
  Liederdichter des Evangelischen Gesang-
  buchs. Göttingen 1999, p.253v.
 
 
  3. Hans Prolingheuer, ‘Die “Entjudung” der 
  deutschen evangelischen Kirchenmusik 
  zwischen 1933 und 1945’ in: Dietrich 
  Schuberth (red.), Kirchenmusik im 
  Nationalsozialismus, Berlin 1995, p.44. 
  (In 1933 verscheen er zelfs een groten-
  deels ‘ontjoodst’ liedboek, waarin woorden 
  als ‘Sion’, ‘Israël’, ‘Abraham’ etc. 
  vervangen waren door neutrale termen.)
 
 
  4. Fragment uit Evangelische Kirchen-
  musik und Nationalsozialismus,
  Hoffnung – Anpassung – Verdrängung,
  lezing door Wolfgang Herbst in de Alte 
  Nikolaikirche in Frankfurt am Main, 
  6 maart 2005. Gepubliceerd in
  archiv.antifa-frankfurt
  
 
   
 
  
 
  Otto Riethmüller, de man 
  die het lied de uiteindelijke 
  vorm en de melodie gaf 
  waardoor het bekend en 
  geliefd werd.
 
 
  t.Nehring/David/Barth; v.A.den Besten, F.Mooi; m.Praag 1566; LB 967; LvdK 313; OKG 977
 
 
 
   
 
 
  Een tragisch levenseinde
  In de biografische notities van Detlev Block
  2
   wordt de jonge Otto Riethmüller beschreven als een zeer veelzij-
  dig student, die zich naast zijn theologiestudie niet alleen bezighield met wiskunde, tekenen, schilderen en 
  musiceren, maar ook met athletiek en bergsport. Als bouwpastor speelde hij een belangrijke rol bij de tot-
  standkoming van een nieuwe kerk in Esslingen-Süd. Hij had een bijzonder talent voor het jeugdwerk en 
  kreeg in 1928 een belangrijke functie in Berlin-Dahlem. 
  Block schrijft o.a.: ‘Sein Hauptziel wurde es bald, die evangelische Jugend gegen den Sog und die Lockung 
  der nationalsozialistischen Bewegung immun zu machen’. Het samenstellen van de bundel Ein neues Lied, het 
  schrijven van nieuwe liederen en het bewerken en in ere herstellen van sterke liederen uit het verleden (zoals 
  ‘Sonne der Gerechtigkeit’) zou dus bedoeld zijn om de jeugd immuun te maken voor de aantrekkingskracht 
  van het Nationaal Socialisme. Maar dat is een iets te mooie voorstelling van zaken. Toen Riethmüller zong 
  over ‘Kraft und Mut’ en ‘Licht in dunkler Nacht’, dacht hij vermoedelijk aan de krachtige leider die het Duitse 
  volk weer groot en sterk zou maken. Hans Prolingheuer
  3
   wijst op een lied van Riethmüller in de tweede druk 
  (1933!) van Ein neues Lied. De titel luidt ‘Deutschlands Erwachen’ en de derde strofe eindigt met de regels 
  ‘Kämpfe du mit für das künftige Land, / Arbeit und Freiheit für jeglichen Stand. / Kämpferland, Hitlerland, / 
  schirm dich Gottes Hand.’ In de herdrukken van na 1945 ontbreekt dit lied uiteraard... 
  Twee jaar later werd Riethmüller benoemd tot voorzitter van de Reichsjugendkammer van de Bekennende 
  Kirche.
  Das war nicht unbedingt ein Widerspruch, denn Hitlerbegeisterung und Bekennende Kirche schlossen sich in den 
  ersten Jahren des Dritten Reiches keineswegs aus. Solche Begeisterung für das neue Reich Hitlers findet sich in 
  vielen Liedern kirchlicher Kreise und war offensichtlich auch in der evangelischen Jugend weit verbreitet. Die 
  Hoffnungen in der Kirche gingen aber noch darüber hinaus. Viele erwarteten, dass das wiedererstarkte deutsche 
  Reich insgesamt ein christliches Reich werden würde...
  4
  [Dat was niet per se met elkaar in tegenspraak, want Hitlerverering en Bekennende Kirche sloten elkaar in de 
  beginjaren van het Derde Rijk zeker niet uit. Enthousiasme voor Hitlers nieuwe rijk treffen we aan in talrijke lie-
  deren die in kerkelijke kring gezongen werden, en het was wijd verbreid onder evangelisch-lutherse jongeren. 
  Velen koesterden de verwachting dat het in zijn kracht herstelde Duitse Rijk in zijn geheel een Christelijk Rijk 
  zou worden...]
  Pas later, toen de anti-joodse maatregelen toenamen, en het grootste deel van de predikanten en kerkelijke 
  gemeenten zich als ‘Deutsche Christen’ achter Hitler schaarde, moet Riethmüller beseft hebben ‘Wir sind in 
  die Irre gegangen!’ (zoals de treffende titel van een boek van Preulingheuer luidt). Maar als voorzitter van de 
  Reichsjugendkammer stond Riethmüller onder voortdurende controle en bedreiging, en kon ook hij het kerke-
  lijk jeugdwerk niet voor de ‘Gleichschaltung’ behoeden. Riethmüllers laatste levensjaar werd verdonkerd door 
  teleurstelling en verdriet. Tijdens een galoperatie in november 1938 overleed hij aan een hartstilstand.
  In Nederland danken we aan Riethmüller de bijzondere ‘naadloze lappendeken’ LB 967, door hem verbonden 
  met de fraai passende melodie uit de traditie van de Boheemse Broeders. In het Duitse Evangelisches 
  Gesangbuch (Stammteil + Regionalteile van de verschillende Landeskirchen), staan tien liederen van zijn 
  hand, deels eigen teksten, deels bewerkingen en vertalingen, o.a. van Latijnse hymnen
  5
  . 
  Grappig overigens dat aan de Nederlandse vertaling van dit wonderlijk bijeengeraapte lied twee vertalers een 
  bijdrage hebben geleverd. De samenstellers van het Liedboek voor de Kerken kozen de vertaling van Ad den 
  Besten, maar waren verrast door het laatste couplet van Frederik Mooi, die de Drie-eenheid vergelijkt met 
  een drieklank: drie verschillende tonen die zich toch als één accoord aan ons voordoen: ‘Heel de mensheid 
  stemme saam in de drieklank van uw naam’. Een vondst!
  6
 
 
  Christliches Gesangbuch der Evangelischen 
  Brüder-Gemeinen, 1735/1741
 
 
  Geistreiches Gesang Buch Freylinghausen
 
 
  Evangelischer Liederschatz für Kirche 
  und Haus, 1837,
 
 
  Bronnen
  1. Christian David 
  Christl. Gesangbuch, Anhang 1741 
  Lied 1488 str.5
  2. Christian Gottlob Barth
  Evang. Liederschatz 1837
  Lied 1179 str.3
  3. Johann Christian Nehring
  Gesangbuch Freylinghausen 1704
  Lied 390 (Psalm CXXXIII) str. 7b,8a
  7.
  O Herr Jesu, Gottes Sohn!
  
  schau doch einst von deinem thron,
  
  schaue die zertrennung an,
  
  die kein mensche bessern kann.
  8.
  Samle, grosser menschen-Hirt,
  
  alles, was sich hat verwirrt:
  
  laß in deinem gnaden-schein
  
  alles gantz vereinigt seyn.
 
 
  Otto Riethmüller 1932
  1.
  Sonne der Gerechtigkeit,
  
  gehe auf zu unsrer Zeit;
  
  brich in deiner Kirche an,
  
  daß die Welt es sehen kann.
  
  
  Erbarm dich, Herr!
  2.
  Weck die tote Christenheit
  
  aus dem Schlaf der Sicherheit;
  
  mache deinen Ruhm bekannt
  
  überall im ganzen Land.
  
  
  Erbarm dich, Herr! 
  3.
  Schaue die Zertrennung an,
  
  der kein Mensch sonst wehren kann;
  
  sammle, großer Menschenhirt,
  
  alles was sich hat verirrt.
  
  
  Erbarm dich, Herr!
 
 
  4. Christian Gottlob Barth
  Evang. Liederschatz 1837
  Lied 1179 str.5
  5. idem
  Lied 1179 str.6
  6. Christian David 
  Christl. Gesangbuch, Anhang 1741 
  Lied 1488 str.8
  r.3: und in unsrer kleinen Kraft
  7. Johann Christian Nehring
  Gesangbuch Freylinghausen 1704
  Lied 390 str.14
 
 
  4.
  Tu der Völker Türen auf,
  
  deines Himmelreiches Lauf
  
  hemme keine List noch Macht.
  
  Schaffe Licht in dunkler Nacht!
  
  
  Erbarm dich, Herr! 
  5.
  Gib den Boten Kraft und Mut,
  
  Glaubenshoffnung, Liebesglut,
  
  laß viel Früchte deiner Gnad
  
  folgen ihrer Tränensaat.
  
  
  Erbarm dich, Herr!
  6.
  Laß uns deine Herrlichkeit
  
  ferner sehn in dieser Zeit
  
  und mit unsrer kleinen Kraft
  
  üben gute Ritterschaft.
  
  
  Erbarm dich, Herr! 
  7.
  Kraft, Lob, Ehr und Herrlichkeit
  
  sei dem Höchsten allezeit,
  
  der, wie er ist drei in ein,
  
  uns in ihm läßt eines sein.
  
  
  Erbarm Dich, Herr!
 
  
  
  
  
  
  
  
  
  
 
  De tekst van Riethmüller en de door hem gebruikte bronnen. Afgezien van de spelling heeft hij slechts weinig veranderingen aangebracht.
 
 
   
 
 
  5. De liederen van Riethmüller in het 
  Evangelisches Gesangbuch (Stammteil):
  69 Der Morgenstern ist aufgedrungen, 
  naar Daniel Rumpius (1549-ca.1600)
  104 Singen wir mit einem Mund, 
  naar Michaël Weiße (ca.1488-1534)
  223 Das Wort geht von dem Vater aus,
  vert. van ‘Verbum supernum prodiens’,
  Thomas van Aquino (1225-1274)
  262 = 263 ”okumenische Fassung 1973”
  263 Sonne der Gerechtigkeit
  485 Du Schöpfer aller Wesen, 
  vertaling van ‘Deus creator omnium’,
  Ambrosius (ca.340-397)
  In de Regionalteile van het EG:
  • Du Abglanz aller Herrlichkeiten, vert. van 
  ‘Splendor paternae gloriae’, Ambrosius.
  • Ewig steht fest der Kirche Haus, vert.v.
  ‘Kirken den er et gammelt hus’, Grundtvig.
  • Herr, wir stehen Hand in Hand, en
  • Nu gib uns Pilgern aus der Quelle,
  eigen teksten
  
  
  
 
  Ein neues Lied, Berlin-Dahlem 1932