© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Sonne der Gerechtigkeit
Onder het lied ‘Zonne der gerechtigheid’ (LB 967; LbK 313) staan in het Liedboek de namen van niet minder
dan drie dichters en twee vertalers.
Ik noteer ze hieronder, mét de bijbehorende jaartallen, en in de volgorde waarin de genoemde strofen
ontstaan zijn.
tekst
1. Johann Christian Nehring (1671-1736), strofen 3 en 7
2. Christian David (1690-1751), strofen 1 en 6
3. Christian Gottlob Barth (1799-1862), strofen 2, 4 en 5
vertaling
Ad den Besten (1923-2015), strofen 1-6
Frederik Mooi (1921-2008), vers 7
Het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken noteert bij dit lied:
Wie dit lied zingt, zou – zonder dat het eronder stond – stellig niet vermoeden, dat het zo’n gecompliceerde
ontstaansgeschiedenis heeft. Het is het werk van drie dichters van wie de jongste meer dan honderd jaar later
geboren werd dan de beide andere! De strofen 1 en 6, die op naam staan van Christian David, zijn afkomstig
uit een lied waarin met kracht wordt geroepen om vernieuwing van de kerk. In de kring der Hernhutters, waar
men zich om het auteurschap van teksten volstrekt niet bekommerde en waar men toch al gewoon was, zonder
overgang het ene lied na het andere te zingen, ja zelfs coupletten van het ene en coupletten van het andere
door elkaar heen te zingen, werden deze beide strofen al heel gauw met strofen uit een ouder lied van Johann
Christian Nehring gecombineerd, – een lied dat op zijn beurt bij de Hernhutters al eerder vermengd was ge-
raakt met een lied van een zekere Michael Müller. Veel later voegde het Beierse gezangboek enkele strofen uit
een zendingslied van Christian Gottlob Barth aan het geheel toe.
In bovenstaand fragment uit het Compendium wordt de ontstaansgeschiedenis van het lied slechts zeer be-
knopt samengevat. De Liederkunde zum Evangelischen Gesangbuch
1
heeft er niet minder dan negen pa-
gina’s voor nodig; het artikel behandelt o.a. alle liederen en bijbehorende liedbundels die één of meer
coupletten bevatten die uiteindelijk zijn terechtgekomen in ‘Sonne der Gerechtigkeit’.
In het kader van deze website beperk ik mij tot drie liedbundels waarin de liederen te vinden zijn waaruit de
boven aangegeven strofen genomen zijn. Alle voorbeelden in de zijkolom kunnen vergroot worden.
1. ‘Sieh, wie lieblich und wie fein / ists wenn Brüder friedlich seyn’ is de beginstrofe van Psalm 133 in de be-
rijming van Michael Müller (Die Psalmen Davids … Reim-Weiß übersetzt, 1700). Johann Christian Nehring
voegde aan de vier strofen van Müller nog tien coupletten toe. Het 14-strofige lied van Nehring is onder an-
dere te vinden in het Geistreiches Gesang Buch van Johann Anastasius Freylinghausen (1704, in 1741 uitge-
breid tot 1581 liederen). Het boek wordt meestal kortweg aangeduid als Freylinghausen. Twee gecombi-
neerde halve strofen en één hele strofe (7b/8a en 14; zie zijkolom) vinden we terug in ‘Sonne der
Gerechtigkeit’ (3 en 7).
2. ‘Seyd gegrüßt, zu tausendmahl, / allerliebste brüderzahl’.
Dit lied van Christian David is o.a. te vinden in het Christliches Gesangbuch der Evangelischen Brüder-
Gemeinen 1735/1741. De Anhang uit 1741 bevat de liederen 973 t/m 2313(!). ‘Seyd gegrüßt’ is lied 1488
(zie afbeelding). Het lied telt 10 coupletten; de strofen 5 en 8 zijn vrijwel letterlijk overgenomen in ‘Sonne
der Gerechtigkeit’ (1 en 6).
Hoe de coupletten van verschillende liederen bij de Hernhutters door elkaar gebruikt werden, zien we ook bij
dit lied van Christian David. Het begin van strofe 2 van lied 1488, ‘Sieh, wie lieblich und wie fein’ is ontleend
aan Psalm 133 van Michael Müller.
3. ‘Jesu, bittend kommen wir’,
een lied van Christian Gottlob Barth, gezang 1179 uit de bundel Evangelischer Liederschatz für Kirche und
Haus, samengesteld door Albert Knapp (Stuttgart 1837). Het was een geliefd zendingslied dat in verschil-
lende ‘Missionsliederbücher’ werd overgenomen. De strofen 3, 5 en 6 komen letterlijk overeen met de cou-
pletten 2, 4 en 5 van ‘Sonne der Gerechtigkeit’.
Het lied is ook opgenomen in het Gesangbuch für evangelische Gemeinen (Berlijn 1869), maar daar wordt
het ten onrechte toegeschreven aan Jonathan Friedrich Bahnmeier (1774-1862).
Otto Riethmüller
Aan de drie dichters die in het Liedboek genoemd worden moet beslist nog een naam toegevoegd worden,
namelijk van de man die de genoemde coupletten op een overtuigende manier tot een nieuw geheel heeft
samengevoegd, Otto Riethmüller (1889-1938). Riethmüller was predikant van de Evangelische Kirche en
werkte o.a. in Berlijn. Hij hield zich vooral bezig met jeugdwerk, waarbij de muziek een belangrijke rol
speelde. Hij vertaalde Latijnse hymnen, verzamelde en bewerkte liederen van de Hernhutters, en schreef
ook zelf verschillende liedteksten. In 1932 publiceerde hij een liedbundel voor de jeugd, onder de titel Ein
neues Lied. Ein Liederbuch für die deutsche evangelische Jugend. Dat het lied ‘Sonne der Gerechtigkeit’ be-
kend en geliefd is geworden, is vooral aan deze uitgave te danken.
Riethmüllers geniale ingreep
Oorspronkelijk zijn alle genoemde coupletten vierregelig
(7.7.7.7). In de kringen van de Boheemse en Moravische
Broedergemeente werden ze meestal gezongen op de me-
lodie van het lied ‘Freuen wir uns all in ein’ (Michael
Weisse, 1531), maar men gebruikte ook wel de melodie
van ‘Nun komm der Heiden Heiland’.
Maar Riethmüller zocht voor zijn Jugendgesangbuch een
markantere melodie en vond die bij het eveneens van de
Boheemse Broeders afkomstige lied ‘Mensch, erheb dein
Herz zu Gott’, in nevenstaande vorm bekend uit Kirchen-
geseng Praag 1566, oorspronkelijk behorend bij een vijf-
tiende-eeuws wereldlijk ‘Bettlerlied’. Deze melodie heeft
echter vijf regels (7.7.7.7.4).
De vier ‘overbodige’ noten van de laatste regel
gaven Riethmüller de mogelijkheid om de uit de
verschillende bronnen bijeengelezen vierregelige
strofen nog sterker tot een eenheid te smeden,
namelijk door toevoeging van een gemeenschap-
pelijk ‘refrein’: Erbarm dich, Herr.
Of was het andersom, wilde Riethmüller aan de
vierregelige tekst nog een bede toevoegen en
zocht hij daar een passende melodie bij? In elk
geval is 7.7.7.7.4 een unieke strofevorm; in de
bekende melodieënverzameling van Johannes
Zahn is ‘Mensch, erheb’ de enige melodie met dit
schema (net zo uniek als 7.6 7.6 6 7.6 van ‘Es ist
ein Ros entsprungen’).
Hoe het ook zij, we mogen Riethmüllers ingreep
zonder meer een vondst noemen. Pas in zijn com-
binatie van tekst en melodie heeft dit lied zijn
grote verspreiding gevonden.
Kennelijk heeft Riethmüller de strofen 2, 4 en 5 overgenomen
uit Gesangbuch für evangelische Gemeinen (Berlijn 1869),
want hij noemt ten onrechte J.F. Bahnmaier als auteur in
plaats van Christian Gottlob Barth. De naam van Johann
Christian Nehring ontbreekt (zie boven).
1. Andrea Ackermann en Helmut Lauter-
wasser, ‘Sonne der Gerechtigkeit’ in
Liederkunde zum Evangelischen Gesang-
buch, Heft 21, p.51-59. Göttingen 2015.
Een naadloze lappendeken…
Geschreven maart 2023. De tekst is een uitgebreide
en herziene versie van een artikel in M&L 2004 nr.2
2. Detlev Block, ‘Riethmüller, Otto’ in
Wolfgang Herbst (red.) Komponisten und
Liederdichter des Evangelischen Gesang-
buchs. Göttingen 1999, p.253v.
3. Hans Prolingheuer, ‘Die “Entjudung” der
deutschen evangelischen Kirchenmusik
zwischen 1933 und 1945’ in: Dietrich
Schuberth (red.), Kirchenmusik im
Nationalsozialismus, Berlin 1995, p.44.
(In 1933 verscheen er zelfs een groten-
deels ‘ontjoodst’ liedboek, waarin woorden
als ‘Sion’, ‘Israël’, ‘Abraham’ etc.
vervangen waren door neutrale termen.)
4. Fragment uit Evangelische Kirchen-
musik und Nationalsozialismus,
Hoffnung – Anpassung – Verdrängung,
lezing door Wolfgang Herbst in de Alte
Nikolaikirche in Frankfurt am Main,
6 maart 2005. Gepubliceerd in
archiv.antifa-frankfurt
Otto Riethmüller, de man
die het lied de uiteindelijke
vorm en de melodie gaf
waardoor het bekend en
geliefd werd.
t.Nehring/David/Barth; v.A.den Besten, F.Mooi; m.Praag 1566; LB 967; LbK 313; OKG 977
Een tragisch levenseinde
In de biografische notities van Detlev Block
2
wordt de jonge Otto Riethmüller beschreven als een zeer veelzij-
dig student, die zich naast zijn theologiestudie niet alleen bezighield met wiskunde, tekenen, schilderen en
musiceren, maar ook met athletiek en bergsport. Als bouwpastor speelde hij een belangrijke rol bij de tot-
standkoming van een nieuwe kerk in Esslingen-Süd. Hij had een bijzonder talent voor het jeugdwerk en
kreeg in 1928 een belangrijke functie in Berlin-Dahlem.
Block schrijft o.a.: ‘Sein Hauptziel wurde es bald, die evangelische Jugend gegen den Sog und die Lockung
der nationalsozialistischen Bewegung immun zu machen’. Het samenstellen van de bundel Ein neues Lied, het
schrijven van nieuwe liederen en het bewerken en in ere herstellen van sterke liederen uit het verleden (zoals
‘Sonne der Gerechtigkeit’) zou dus bedoeld zijn om de jeugd immuun te maken voor de aantrekkingskracht
van het Nationaal Socialisme. Maar dat is een iets te mooie voorstelling van zaken. Toen Riethmüller zong
over ‘Kraft und Mut’ en ‘Licht in dunkler Nacht’, dacht hij vermoedelijk aan de krachtige leider die het Duitse
volk weer groot en sterk zou maken. Hans Prolingheuer
3
wijst op een lied van Riethmüller in de tweede druk
(1933!) van Ein neues Lied. De titel luidt ‘Deutschlands Erwachen’ en de derde strofe eindigt met de regels
‘Kämpfe du mit für das künftige Land, / Arbeit und Freiheit für jeglichen Stand. / Kämpferland, Hitlerland, /
schirm dich Gottes Hand.’ In de herdrukken van na 1945 ontbreekt dit lied uiteraard...
Twee jaar later werd Riethmüller benoemd tot voorzitter van de Reichsjugendkammer van de Bekennende
Kirche.
Das war nicht unbedingt ein Widerspruch, denn Hitlerbegeisterung und Bekennende Kirche schlossen sich in den
ersten Jahren des Dritten Reiches keineswegs aus. Solche Begeisterung für das neue Reich Hitlers findet sich in
vielen Liedern kirchlicher Kreise und war offensichtlich auch in der evangelischen Jugend weit verbreitet. Die
Hoffnungen in der Kirche gingen aber noch darüber hinaus. Viele erwarteten, dass das wiedererstarkte deutsche
Reich insgesamt ein christliches Reich werden würde...
4
[Dat was niet per se met elkaar in tegenspraak, want Hitlerverering en Bekennende Kirche sloten elkaar in de
beginjaren van het Derde Rijk zeker niet uit. Enthousiasme voor Hitlers nieuwe rijk treffen we aan in talrijke lie-
deren die in kerkelijke kring gezongen werden, en het was wijd verbreid onder evangelisch-lutherse jongeren.
Velen koesterden de verwachting dat het in zijn kracht herstelde Duitse Rijk in zijn geheel een Christelijk Rijk
zou worden...]
Pas later, toen de anti-joodse maatregelen toenamen, en het grootste deel van de predikanten en kerkelijke
gemeenten zich als ‘Deutsche Christen’ achter Hitler schaarde, moet Riethmüller beseft hebben ‘Wir sind in
die Irre gegangen!’ (zoals de treffende titel van een boek van Preulingheuer luidt). Maar als voorzitter van de
Reichsjugendkammer stond Riethmüller onder voortdurende controle en bedreiging, en kon ook hij het kerke-
lijk jeugdwerk niet voor de ‘Gleichschaltung’ behoeden. Riethmüllers laatste levensjaar werd verdonkerd door
teleurstelling en verdriet. Tijdens een galoperatie in november 1938 overleed hij aan een hartstilstand.
In Nederland danken we aan Riethmüller de bijzondere ‘naadloze lappendeken’ LB 967, door hem verbonden
met de fraai passende melodie uit de traditie van de Boheemse Broeders. In het Duitse Evangelisches
Gesangbuch (Stammteil + Regionalteile van de verschillende Landeskirchen), staan tien liederen van zijn
hand, deels eigen teksten, deels bewerkingen en vertalingen, o.a. van Latijnse hymnen
5
.
Grappig overigens dat aan de Nederlandse vertaling van dit wonderlijk bijeengeraapte lied twee vertalers een
bijdrage hebben geleverd. De samenstellers van het Liedboek voor de Kerken kozen de vertaling van Ad den
Besten, maar waren verrast door het laatste couplet van Frederik Mooi, die de Drie-eenheid vergelijkt met
een drieklank: drie verschillende tonen die zich toch als één accoord aan ons voordoen: ‘Heel de mensheid
stemme saam in de drieklank van uw naam’. Een vondst!
6
Christliches Gesangbuch der Evangelischen
Brüder-Gemeinen, 1735/1741
Geistreiches Gesang Buch Freylinghausen
Evangelischer Liederschatz für Kirche
und Haus, 1837,
Bronnen
1. Christian David
Christl. Gesangbuch, Anhang 1741
Lied 1488 str.5
2. Christian Gottlob Barth
Evang. Liederschatz 1837
Lied 1179 str.3
3. Johann Christian Nehring
Gesangbuch Freylinghausen 1704
Lied 390 (Psalm CXXXIII) str. 7b,8a
7.
O Herr Jesu, Gottes Sohn!
schau doch einst von deinem thron,
schaue die zertrennung an,
die kein mensche bessern kann.
8.
Samle, grosser menschen-Hirt,
alles, was sich hat verwirrt:
laß in deinem gnaden-schein
alles gantz vereinigt seyn.
Otto Riethmüller 1932
1.
Sonne der Gerechtigkeit,
gehe auf zu unsrer Zeit;
brich in deiner Kirche an,
daß die Welt es sehen kann.
Erbarm dich, Herr!
2.
Weck die tote Christenheit
aus dem Schlaf der Sicherheit;
mache deinen Ruhm bekannt
überall im ganzen Land.
Erbarm dich, Herr!
3.
Schaue die Zertrennung an,
der kein Mensch sonst wehren kann;
sammle, großer Menschenhirt,
alles was sich hat verirrt.
Erbarm dich, Herr!
4. Christian Gottlob Barth
Evang. Liederschatz 1837
Lied 1179 str.5
5. idem
Lied 1179 str.6
6. Christian David
Christl. Gesangbuch, Anhang 1741
Lied 1488 str.8
r.3: und in unsrer kleinen Kraft
7. Johann Christian Nehring
Gesangbuch Freylinghausen 1704
Lied 390 str.14
4.
Tu der Völker Türen auf,
deines Himmelreiches Lauf
hemme keine List noch Macht.
Schaffe Licht in dunkler Nacht!
Erbarm dich, Herr!
5.
Gib den Boten Kraft und Mut,
Glaubenshoffnung, Liebesglut,
laß viel Früchte deiner Gnad
folgen ihrer Tränensaat.
Erbarm dich, Herr!
6.
Laß uns deine Herrlichkeit
ferner sehn in dieser Zeit
und mit unsrer kleinen Kraft
üben gute Ritterschaft.
Erbarm dich, Herr!
7.
Kraft, Lob, Ehr und Herrlichkeit
sei dem Höchsten allezeit,
der, wie er ist drei in ein,
uns in ihm läßt eines sein.
Erbarm Dich, Herr!
De tekst van Riethmüller en de door hem gebruikte bronnen. Afgezien van de spelling heeft hij slechts weinig veranderingen aangebracht.
5. De liederen van Riethmüller in het
Evangelisches Gesangbuch (Stammteil):
69 Der Morgenstern ist aufgedrungen,
naar Daniel Rumpius (1549-ca.1600)
104 Singen wir mit einem Mund,
naar Michaël Weiße (ca.1488-1534)
223 Das Wort geht von dem Vater aus,
vert. van ‘Verbum supernum prodiens’,
Thomas van Aquino (1225-1274)
262 = 263 ”okumenische Fassung 1973”
263 Sonne der Gerechtigkeit
485 Du Schöpfer aller Wesen,
vertaling van ‘Deus creator omnium’,
Ambrosius (ca.340-397)
In de Regionalteile van het EG:
• Du Abglanz aller Herrlichkeiten, vert. van
‘Splendor paternae gloriae’, Ambrosius.
• Ewig steht fest der Kirche Haus, vert.v.
‘Kirken den er et gammelt hus’, Grundtvig.
• Herr, wir stehen Hand in Hand, en
• Nu gib uns Pilgern aus der Quelle,
eigen teksten
Ein neues Lied, Berlin-Dahlem 1932