Het Amsterdamse kerkblad Horizon had ooit een vaste rubriek ‘Bijbels ABC’. Op een gegeven moment was de letter O aan de beurt, en vroeg de redactie mij om iets over het orgel te schrijven. Aanvankelijk vond ik dat niet zo’n goed idee; het orgel komt in de Bijbel immers helemaal niet voor! In bijbelse tijden bestónd het instrument nog helemaal niet…
Psalm 150 door de eeuwen heen
Maar bij nader inzien vond ik het toch wel een leuk onderwerp. Want het orgel moge dan in de Hebreeuwse en Griekse grondtekst niet voorkomen, de bijbelvertalers en psalmberijmers hebben het orgel wel vaak een plaats gegeven. Reeds de Vulgaat gebruikt het woord organum. In de Staten-vertaling van 1637 komt het woord orgel viermaal voor1: in Genesis 4 (‘Jubal was de vader van allen die harpen en orgelen hanteeren’), in Job 21 en 30 (‘Hierom is mijne harp tot eene rouwklage geworden, en mijn orgel tot eene stemme der weenenden’). Maar de bekendste tekst is toch wel Psalm 150 (‘looft Hem met snarenspel en orgel’). Het woord ‘orgel’ is hier een weergave van het Hebreeuwse oegaav, waarschijnlijk een verzamelnaam voor fluitachtige instrumenten, misschien ook een instrument dat bestond uit een combinatie van fluiten, zoiets als een panfluit. In elk geval hebben ook de psalmberijmers het – in strofe 2 van hun berijming – graag vertaald als orgel (over ‘inculturatie’ gesproken!). Het begint al bij het psalmboek van Calvijn, Genève 1562. Psalm 150, berijming Théodore de Bèze.Een enigszins anachronistisch orkest! Niet alleen het orgel, maar ook hobo, harp, trommel, fluit en doedelzak worden door de dichter opgeroepen om zich tot eer van God te mengen met de menselijke stem. En dan te bedenken dat bij Calvijn in de kerk alle muziek-instrumenten, inclusief het orgel, verboden waren! Sindsdien is het orgel in bijna alle berijmingen van Psalm 150 blijven staan, ook in de eerste Nederlandse vertaling van het Geneefse Psalter door Petrus Datheen.Als je de tekst van Datheen probeert te zingen, merk je hoe vaak bij hem tekst- en melodieaccent botsen!Marnix van St. Aldegonde doet dat mooier: De zogenaamde ‘oude berijming’, de Staatsberijming van 1773, is nog in verschillende plaatsen in gebruik. In de nieuwere bijbelvertalingen en psalmberijmingen is het orgel geheel verdwenen. Toch een beetje jammer…
Martinus Nijhoff
De nieuwe berijming van Psalm 150 in LbK en LB is van de hand van Martinus Nijhoff. Hij houdt zich in het tweede couplet vrijwel geheel aan de gangbare vertaling van de instrumenten die in de oorspronkelijke psalmtekst voorkomen. Maar hij veroorlooft zich een veel grotere dichterlijke vrijheid, waarop vaak kritiek is geleverd. In een poëtische paradox laat hij deze instrumenten de maatslag verklanken van Gods onmetelijke grootheid. Nijhoffs versie van Psalm 150 heeft de Liedboeken slechts op het nippertje gehaald; bijna was zijn tekst afgewezen ‘wegens gebrek aan bijbelgetrouwheid’. Maar Nijhoff had gelijk: slechts in poëtische beeldentaal en muziek kunnen we iets uitbeelden van Gods grootheid.
De ‘ontbrekende’ rusten
De melodie van Psalm 150 behoort tot de groep van melodieën die pas in de definitieve versie van 1562 aan het Geneefse Psalter zijn toegevoegd. Het werk aan het psalter had enige tijd vrijwel stilgelegen; na de ‘proefbundel’ Pseaumes octantetrois de David uit 1551 waren er nauwelijks nieuwe psalmen bijgekomen. Waarom de dichter Théodore de Bèze het werk zo lang had laten liggen, weten we niet, maar een feit is dat hij deze taak weer opneemt op het moment dat Pierre Davantès (‘Maître Pierre’) als cantor naar Genève komt. Volgens Pierre Pidoux2 moet de aanwezigheid van Davantès voor De Bèze een belangrijke stimulans geweest zijn. De Bèze schreef graag in verschillende en vaak ongebruikelijke strofevormen, die niet op bestaande melodieën gezongen konden worden. Er was dus een componist nodig om zijn teksten op muziek te zetten. Pidoux meent dat we veertig melodieën van het Geneefse Psalter aan Davantès kunnen toeschrijven. Het zijn de melodieën die in het Liedboek worden aangeduid met ‘Genève 1562’.De melodie van Psalm 150 (hiernaast afgedrukt met de eerste strofe van Nijhoff) is een tamelijk eenvoudige melodie in de jonische octaafruimte. Ze wordt gekenmerkt door een hechte structuur en een sprekend karakter: alle regels, behalve de laatste, beginnen met een stijgend interval van een terts of een kwart. Regel 6 en 7 werken als een soort ‘versterkte reprise’ van regel 1 en 2: dezelfde melodische lijn, maar de eerste keer met een terts aan het begin, de tweede keer met een kwart.Vele musicologen hebben zich gebogen over de ‘ontbrekende’ rusten na regel 1 en 3. Sommigen houden het voor een drukfout. Maar dat is onwaarschijnlijk, want aan de eerste volledige editie van het Psalmboek werd meegewerkt door een groot aantal boekdrukkers, die elk hun eigen zetsel maakten3. Alle uitgaven uit 1562 stemmen wat dit betreft overeen. Bovendien, een zetter kan per ongeluk een ‘blokje rust’ overslaan, maar twee keer op dezelfde plek is dat onwaarschijnlijk. Misschien kunnen we deze rusteloosheid zien (horen) als een illustratie van de bijna ongeduldige aansporing die als motto boven deze psalm is afgedrukt: Exhortation à prescher la gloire de Dieu en general avec tous instrumens de Musique. In de vertaling van Marnix van St. Alde-gonde: Dit is een vermaninghe om int ghemeyne op allerley instrumenten van musijcke, Gods heerlijckheyt, macht en grootdadicheyt te prysen.
2) Pierre Pidoux, Franc, Bourgeois, Davantes. Leur contribution à la création des mélodies du Psautier de Genève. Onuitgegeven typoscript, Genève 1993.
Naardense Bijbel, Pieter Oussoren
3) Pidoux schat het aantal in 1562 verschenen psalmboeken op 30.000 à 50.000. Er waren 45 boekdrukkers bij betrokken onder wie bijv. Christoffel Plantijn in Antwerpen. Zie Le Psautier de Genève 1562-1865, catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling. Genève 1986.
Théodor de Bèze, 1562.Soit joint avec la voixLe plaisant son de haut-bois,Psalterions à leur tour,Et la harpe, et le tambour,Haut sa louange resonnent.Phifres éclattent leur ton,Orgues, musette, et bourdon,D’un accord son los entonnent.
Petrus Datheen, 1566Van herten lovet doch hem,Oock met der Basuynen stem,En met der Psalteren toon,Met Trommels en Harpen schoon:Wilt sijnen Lof en Prijs singen,Met der Fluyten soet geklang,En der Orgelen gesangh,Laet sijn Eere nu voortbringen.
Martinus NijhoffHef, bazuin, uw gouden stem, harp en fluit, verheerlijkt Hem! Cither, cimbel, tamboerijn,laat uw maat de maatslag zijnvan Gods ongemeten wezen,opdat zinge al wat leeft,juiche al wat adem heefttot Gods eer. Hij zij geprezen
1) De NBV heeft bij de genoemde teksten fluit in plaats van orgel.
‘Lovet hem met snaren ende orgelspelen.’ De eerste Nederlandse bijbelvertaling die in Psalm 150 het orgel noemt, is de Vorsterman-bijbel (1528/1531).
Marnix, 1580Dat men bijder stemmen sangVoeghe des basuyns gheclanck,Psalter ende harpen soet,Om te loven Gods naem goet.Met Violen ende snaren,Cister, Orgels ende Luyt,Met der Trommel ende Fluyt:Om zijn lofsanck t’openbaren.
Berijming 1773Looft God, met bazuingeklank;Geeft Hem eer, bewijst Hem dank;Looft Hem, met de harp en luit;Looft Hem, met de trom en fluit;Looft Hem, op uw blijde snaaren;Laat zich ’t orgel overalBij het juichend vreugdgeschal,Tot des Heeren glorie, paaren.
Horizon (Amsterdams Kerkblad), april 2008.Herzien en uitgebreid mei 2021.
Psalm 150 • Laudate Dominum.1Alleluia, looft God in zijn heilig domein,looft hem in zijn machtig gewelf;2looft hem om zijn moedige daden,looft hem om het vele van zijn grootheid;3looft hem met een stoot op een ramshoorn,looft hem met luit en harp;4looft hem met paukslag en reidans,looft hem met snaren en panfluit;5looft hem met klankrijke cimbels,looft hem met schallende cimbalen;6alle levensadem love de ENE:alleluia!