© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Een nieuw lied: mét of zónder moderne technologie?
Het lied ‘Earth and all stars’ van de Amerikaanse dichter Herbert Brokering (1926-2009) met
een verrassende melodie van de in Nederland geboren kerkmusicus Jan Bender, inspireerde
Marijke Bleij-Pel tot het schrijven van een Nederlandse bewerking. Ze is daarbij heel vrij met
de tekst omgegaan en heeft de zes strofen gecomprimeerd tot vier. Brokerings tekst gaat over
héél erg veel aspecten: het heelal, de wereld, het leven, levende en dode natuur, menselijke
emoties, arbeid, muziek, kunst, moderne techniek, en dat alles in halve zinnetjes of korte
kreten. In de formulering van de dichter zelf: ‘I tried to gather into a hymn of praise the many
facets of life which emerge in the life of community. So there are the references to building,
nature, learning, family, war, festivity. Seasons, emotions, death and resurrection, bread,
wine, water, wind, sun, spirit…’
Wat je ook maar kunt bedenken, alles wordt opgeroepen, bijvoorbeeld: Loud clashing cymbals!
loud humming cellos! Sing to the Lord! Maar ook: Earth and all stars! Loud rushing planets!
Classrooms and labs! Loud boiling test tubes! en zelfs: Loud shouting army! Sing to the Lord!
Kennelijk gingen niet alleen de zingende reageerbuisjes en het schreeuwende leger de
vertaalster te ver, – eigenlijk heeft ze het hele lied omgebogen naar een meer bijbels taaleigen
dat een sterker accent legt op mens en natuur dan op techniek en sport. Om iets van de
moderniteit te bewaren wilde ze in strofe 3 aanvankelijk behalve olie en vuur ook nog
dreunende boren oproepen om Gods lof te zingen. Helaas, zelfs die waren voor de redactie van
Zingend Geloven te gewaagd; het moesten hagel en winden worden.
Wim Pendrecht schreef in het commentaar bij Zingend Geloven:
Een nieuw lied voor de Heer wordt blijkbaar (nog) niet zo makkelijk verbonden met de
dreunende boren van onze dagen, al is onze wereld er vol van. De discussie over hedendaagse
functionele beeldspraak in verband met het moderne kerklied is hiermee geenszins ten einde.
Want waarom worden hagel en winden eenvoudiger geaccepteerd dan de dreunende boren, die
de bijbelse noties zouden tegenwerken? Of hebben natuurverschijnselen op een of andere wijze
toch een meerwaarde ten opzichte van het menselijk maakbare? Wie het weet mag het zeggen.
Gezang 490 uit het Liedboek voor de Kerken (1973): ‘Hier is een stad gebouwd’*) van Huub
Oosterhuis, zou wel eens bepalend kunnen zijn voor een echte vernieuwing. Immers, Oosterhuis
schuwt beelden als ‘haast en verkeer’ en ‘fabriek en flat’ in geen geval. Niettemin staat – en dat
is dan kennelijk het probleem – duidelijk Psalm 96 model voor dit nieuwe lied. ‘Zingt den Heer
een nieuw lied, / zingt den Heer, gij ganse aarde’. De vier strofen leveren de argumenten om dat
nieuwe lied aan te heffen, dat uitmondt in een refrein van verwondering en glorie tegenover de
Here God.
Regen, zon, bloemen, gras, duister, licht, mensen, dieren, bergen, dalen, zeeën, maar ook olie
en vuur, stenen en koren, bouwers en boeren, lichaam en geest, dansers, dichters, ouderen,
kinderen, deze hele lange reeks levende en levenloze schepselen en scheppingen zingen ‘voor
de Heer een nieuw lied’.
Juist deze lange opsomming, verbonden met het acht maal terugkerende ‘Zingt voor de Heer
een nieuw lied’ werkt stimulerend, het hele lied door. Andere accenten en verdichtingen door
bijvoorbeeld rijm kunnen daarom gemist worden. Het zijn de aanstekelijke beelden en het ritme
die het hem doen, opgetild door de verrassende melodie van de Nederlands-Duitse Amerikaan
Jan Bender.
Uit M&L 2008 nr. 6.
De kerkmusicus Jan Oskar Bender werd in 1909 in Haarlem geboren. Kort voor zijn geboorte overleed zijn vader,
en zijn moeder, die afkomstig was uit Lübeck, verhuisde in 1922 met haar vier kinderen naar haar geboortestad.
Zijn eerste orgellessen kreeg Jan Bender van de organist van de Marienkirche, prof. Karl Lichtwark. Daarna
studeerde hij in Leipzig, onder andere bij de bekende Thomaskantor Karl Straube. Toen in 1933 de Nationaal-
Socialisten aan de macht kwamen, keerde Bender terug naar Nederland, maar een jaar later ging hij opnieuw
naar Lübeck, om zijn studie voort te zetten bij Hugo Distler (1908-1942), met wie hij een hechte vriendschap
sloot. Bender was één van de eerste leden van de door Bruno Grusnick opgerichte Lübecker Sing- und Spielkreis
die als eerste de nieuwe composities van Distler uitvoerde.
Een merkwaardig incident vond plaats in december 1936. Bender was toen organist in de St.Gertrudkirche. Toen
in deze kerk een predikant van de ‘Deutsche Christen’ voorging, weigerde Bender te spelen. Er werd een
vervanger gevonden, maar deze kreeg door een onduidelijke oorzaak geen geluid uit het orgel! Bender werd van
sabotage beschuldigd, gearresteerd en vier maanden gevangen gehouden in concentratiekamp Sachsenhausen,
waar hij onder anderen Martin Niemöller ontmoette, één van de belangrijke voormannen van de ‘Bekennende
Kirche’.
In 1939 werd Bender opgeroepen voor militaire dienst. In de slag bij Leningrad in 1941 raakte hij gewond en
werd hij aan één oog blind. In de laatste oorlogsdagen werd hij naar het westelijk front gestuurd, waar hij door
de Amerikanen krijgsgevangen werd gemaakt. Voor de kampdiensten schreef hij eenvoudige liedbewerkingen die
later werden gebundeld in het Auricher Singbüchlein. Vanaf 1953 was Bender als Kirchenmusikdirektor verbonden
aan de St.Michaeliskirche (de ‘Bach-kerk’) in Lüneburg.
Naar de Verenigde Staten
Een ontmoeting met enkele Amerikaanse kerkmusici leidde tot een uitnodiging om gastcolleges te komen geven
in de Verenigde Staten. Zijn manier van lesgeven werd kennelijk bijzonder gewaardeerd, want in 1960
aanvaardde hij een benoeming als ‘Assistent Professor’ aan het Concordia Teachers College in Seward, Nebraska
en vijf jaar later werd hij docent compositie aan de Wittenberg University in Springfield, Ohio. Hij was ondermeer
betrokken bij de totstandkoming van het Lutheran Book of Worship (1978). Tot aan zijn pensionering in 1976
bleef hij in de Verenigde Staten wonen, daarna keerde hij terug naar Duitsland, waar hij in 1994 overleed. Jan
Bender heeft meer dan 1500 composities op zijn naam staan. De invloed van zijn vriend en leermeester Hugo
Distler is altijd herkenbaar gebleven, met name in de strenge stemvoering en de puntige ritmiek, maar af en toe
klinkt in zijn werk ook de invloed door van de Amerikaanse muziekcultuur, bijvoorbeeld in de vorm van een jazz-
achtige, syncopische ritmering.
Hergebruik…
Eén
van
Benders
meest
opvallende
acties
met
betrekking
tot
de
nalatenschap
van
Hugo
Distler
is
het
feit
dat
hij
één
van
diens
melodieën
aan
de
vergetelheid
heeft
ontrukt,
of
misschien
moeten
we
zeggen
‘uit
de
doofpot
heeft
gehaald’.
Het
betreft
de
melodie
die
Distler
in
1938
schreef
voor
een
liedtekst
van
Hermann
Harder
ter
ere
van
de
Anschluß
van
Oostenrijk:
‘Deutschland
und
Deutsch-Österreich,
einem
Stamm
entsprossen’.
Ik
weet
niet
hoe
‘vrijwillig’
Distler
deze
opdracht
heeft
geaccepteerd;
van
zijn
leerling
en
vriend
Jan
Bender
wist
hij
wat
de
gevolgen
van
een
weige
-
ring konden zijn…
Dertig
jaar
later
vond
Bender
het
een
goed
idee
om
deze
melodie
opnieuw
te
gebruiken,
maar
nu
als
drager
van
een
tekst
van
Martin
Franzmann
die
in
alle
opzichten
het
tegendeel
is:
‘Weary
of
all
trumpeting,
weary
of
all
killing’!
Het
lied
is
in
verschillende Ameri
kaanse bundels opgenomen.
Jan
Benders
beweegreden:
‘dan
komt
die
melodie
toch nog goed terecht…’
‘Flugblatt’ met het feestlied ter gelegenheid van de
Anschluß van Oostenrijk in 1938.
Bijzonder hergebruik van de melodie van
Dister, in Ecumenical Praise, Illinois 1977.
2. Duister en licht, mensen en dieren,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Bergen en dalen, bruisende zeeën,
zingt voor de Heer een nieuw lied. Refr.
3. Olie en vuur, hagel en winden,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Stenen en koren, bouwers en boeren,
zingt voor de Heer een nieuw lied. Refr.
4. Lichaam en geest, dansers en dichters,
zingt voor de Heer een nieuw lied.
Ouderen stil en kinderen juichend,
zingt voor de Heer een nieuw lied. Refr.
t.Herbert Brokering, v*.Marijke Bleij-Pel, m.Jan Bender. ZG2 146
Earth and all stars! Loud rushing planets!
*) Tot verbazing van velen is dit lied van Huub Oosterhuis, dat bij de verschijning van het LbK in 1973
zowel enthousiast ontvangen als fel bekritiseerd werd, niet opgenomen in Liedboek-2013.
De bijzondere levensloop van Jan Bender (1909-1994)
De Engelse tekst van Herbert Brokering en de melodie
van Jan Bender zijn gepubliceerd in Contemporary
Worship 1, Hymns, i.o.v. de Lutherse Kerken in de
Verenigde Staten uitgegeven door Concordia Publishing
House, St.Louis, Missouri.
In andere hymnals is de tekst van Brokering afgedrukt
met een (klassiekere) melodie van David N. Johnson.
Herbert F. Brokering (1926-2009) was als predikant
verbonden aan verschillende Lutherse kerken in de
Verenigde Staten. Zijn vader was afkomstig uit Duits-
land, en Herbert volgde een deel van zijn theologische
opleiding in Kiel en Erlangen. Hij publiceerde verschil-
lende hymn-teksten; ‘Earth and all stars!’ is één van de
bekendste liederen van zijn hand. Verder was hij actief in
de Lutherse Wereldfederatie en de Wereldraad van
Kerken.
De melodie
De melodie is door Jan Bender speciaal voor déze tekst gemaakt en dat is duidelijk te merken. Het enigszins
dwarse, onconventionele karakter van de oorspronkelijke tekst wordt door de vitaliteit van de noten onderstreept.
Het begin is nog erg klassiek; de eerste regel komt vrijwel overeen met die van ‘Zonne der gerechtigheid’ (óók in
D-groot! zie LB 967; LbK gz.313), maar heeft door de maatwisseling een ‘onrustiger’, stuwender karakter. Twee-
en driedelige maatsoorten wisselen elkaar voortdurend af; vanaf het begin achtereenvolgens: 2/2, 5/4 (=2+3),
3/2 (3x2), 7/4 (2+2+3), 6/4, 6/4, 3/2. Vanaf de slotnoot van het couplet zijn er zes 3/4 maten; bij ‘glorie’ begint
een 5/4 maat. Het vraagt om een strak, voortvarend tempo!
Opvallend zijn de achtste noten in regel 2 en 4; ze illustreren het woord ‘Sing!’. Niet alleen de tekst van regel 2
maar ook de melodie wordt – een kwart hoger – herhaald. De c waarmee regel 4 begint, werkt na de cis van ‘tak-
ken’ bijna als een ‘blue note’, en markeert de modulatie naar de subdominant G. Het refrein voert weer terug van
G-groot naar D-groot.
De Nederlandse tekst past in de derde regel heel mooi bij het melos: voor ‘bloemen en gras’ moet je bukken, de
‘waaiende takken’ bevinden zich boven je hoofd. Ook in strofe 2 (‘bergen en dalen – bruisende zeeën) en 4
(‘ouderen stil en kinderen juichend’) wordt de tekst mooi ondersteund. Jammer dat Marijke Bleij in regel 1 ‘aarde
en hemel’ niet heeft omgedraaid…
De kerk St.-Gertrud in Lübeck (ingewijd
in 1910), in de jaren ’30 het toneel van
de felle Kirchenkampf tussen de leden
van de Bekennende Kirche en de
Nationaal-Socialistische Deutsche
Christen. Overigens bleef de predikant
van de Deutsche Christen tot 1973 aan
de St.-Gertrud verbonden…