© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Théodore de Bèze, die de Franse berijming maakte voor het Psalmboek van Genève (1562) spreekt over
de ‘onnavolgbaar kunstige vorm’ en de ‘vurige inhoud’ van Psalm 119.
De Hebreeuwse tekst van Psalm 119 heeft inderdaad een kunstige vorm; het is een alfabetisch (beter:
‘alefbetisch’) acrostichon. De 176 verzen zijn verdeeld in 22 octonaires, groepjes van acht verzen. De
eerste acht verzen beginnen allemaal met een alef ( ), de tweede acht verzen met een beth ( ), en zo
verder, tot alle 22 letters van het hebreeuwse alfabet aan de beurt zijn geweest.
In de gangbare hedendaagse bijbelvertalingen is de indeling gemarkeerd door een witregel (NBG-1951) of
een asterisk (NBV-2004). De Statenvertaling heeft – en dat is eigenlijk veel leuker – een duidelijke
indeling met ‘tussenkopjes’: Alef, Beth, Gimel, Daleth, etc.
De Bèze heeft gelijk: vorm èn inhoud van deze Psalm zijn bijzonder. Niet alleen beschrijft de dichter in
innige en vurige bewoordingen zijn liefde voor de Wet van God, en stelt hij zijn hele bestaan in het licht
van Zijn Woord (‘een licht op mijn pad en een lamp voor mijn voet’, vs. 105), maar hij doet dat ook nog in
een zo mooi en kunstig mogelijke poëtische vorm. Je voelt iets van het ambachtelijke plezier dat de
psalmist (‘David’) daarin gehad moet hebben. Bovendien was de abcdarische vorm een belangrijke
geheugensteun bij het memoriseren van deze lange tekst!
Voorzover ik weet is er slechts één auteur die er op bewonderenswaardige wijze in is geslaagd een
vertaling te maken waarbij het acrostichon in het Nederlands is gehandhaafd, namelijk Piet Oussoren in de
Naardense Bijbel (2004). Oussoren volgt het Nederlandse alfabet, waarbij hij alleen de C vervangt door de
G (Gimel!) en de Q, U, X en Y weglaat. Als opschrift noteert hij niet alleen de hebreeuwse letter, maar ook
het incipit van de latijnse Vulgaat-tekst, waardoor we worden herinnerd aan de gregoriaanse gezangen,
motetten en andere composities die in de loop der geschiedenis aan de betreffende pericoop gewijd zijn.
Er klinkt een hele cultuurgeschiedenis in deze latijnse woorden mee! Als voorbeeld de eerste twee
octonaires van Oussorens vertaling:
Psalm 119 – de vorm en inhoud van de langste Psalm
Aleph. Beati immaculati.
Al wie volmaakt van weg zijn: zalig!,
die wandelen volgens de Wet van de ENE!
Al wie houden zijn overeenkomsten: zalig! –
met heel het hart hem zoeken!
Ach nee, valsheid begaan zij niet
zij wandelen op zijn wegen.
Al uw verordeningen hebt gij geboden
om ten zeerste te bewaken.
Ach, waren mijn wegen vast genoeg
om uw inzettingen te bewaken.
Aan schaamte zou ik voorbij zijn
als ik acht sloeg op al uw geboden.
Aan u breng ik dank in oprechtheid van hart,
nu ik leer uw gerechte uitspraak.
Al uw inzettingen zal ik bewaken;
verlaat mij niet te zeer.
Beth. In quo corrigit.
Bij wat houdt wie jong is zijn pad schoon? –
door het te bewaken volgens uw woorden!
Ben ik niet met heel mijn hart u gaan zoeken? –
laat niet toe dat ik afdwaal van uw geboden!
Berg ik wat gij zegt niet in mijn hart? –
opdat ik niet zondig tegen u!
Begroeten mag ik u, ENE: gezegend! –
wil uw inzettingen aan mij leren!
Breeduit vertellen mijn lippen
alle rechtsregels van uw mond.
Blij ben ik op de weg van uw overeenkomsten,
als was ik onmetelijk rijk!
Bepeinzen zal ik wat gij verordent,
ik zal acht slaan op uw paden.
Bij uw inzettingen zoek ik verkwikking,
ik zal uw woord nooit vergeten!
Berijmingen
Is het maken van een prozavertaling met behoud van het acrostichon al een bijna onmogelijke opgave, nog
veel moeilijker is het om een berijming te maken waarin iets van de bijzondere vorm bewaard blijft. De
berijming in het Geneefse Psalter (Les Pseaumes mis en rime Françoise, 1562) is van de hand van
Théodore de Bèze. Als opschrift/commentaar boven de Psalm lezen we:
PSEAU. CXIX. TH. DE BE.
Pseaume d’un artifice inimitable, et de merveilleuse vehemence, auquel David ne se peut saouler de
raconter les louanges de la Loy de Dieu, & l’affection qu’il a, entremeslant plusieurs excellentes
complaintes et consolations. Pseaume que le fidele doit tousjours avoir au cœur & en la bouche.
[Een Psalm met een onnavolgbaar kunstige vorm en een buitengewone vurigheid, waarin David niet
moe wordt te spreken over de lof van Gods Wet en de liefde die hij daarvoor koestert, – vele schone
klaagzangen en vertroostingen eraan toevoegend. Altijd moet deze Psalm in het hart en de mond van
de gelovige zijn.]
De Bèze besteedt aan elk van de 22 pericopen vier coupletten van zes regels. In totaal dus 88 coupletten,
een aantal dat we ook terugvinden in de Nederlandse vertalingen van 1566 (Datheen) en 1773
(‘Staatsberijming’).
De Bèze schrijft dat de vorm van de hebreeuwse psalm inimitable is. Toch slaagt hij erin, zijn berijming een
strakke vorm te geven. In elk couplet rijmen de regels 2, 4 en 6 op elkaar (slepend rijm, b-b-b). Ook de
regels 1 en 3 rijmen (staand rijm, A-A). Regel 5 introduceert een nieuw rijm (staand rijm, C).
Het tweede couplet neemt dit nieuwe rijm C over en combineert het met een nieuw slepend rijm (d-d-d).
Hetzelfde gebeurt bij de overgang van strofe 2 naar 3 en van 3 naar 4, zodat de vier coupletten van ALEPH
als de schakels van een ketting met elkaar verbonden worden (schakelrijm). Bij de overgang van strofe 4
naar 5 ontbreekt deze rijm-verbinding en begint het onderstaande schema opnieuw. Zo ontstaan er 22
groepen van telkens vier strofen:
Strofe
1.
Ab
Ab
Cb
2.
Cd
Cd
Ed
3.
Ef
Ef
Gf
4.
Gh
Gh
Gh
Als voorbeeld de eerste vier strofen:
ALEPH
1.
Bienheureuse est la personne qui vit
A
Avec entiere et saine conscience,
b
Et qui de Dieu les sainctes Loix ensuit.
A
Heureux qui met tout soin et diligence
b
A bien garder ses statuts precieux,
C
Et qui de luy pourchasse la science.
b
2.
Certainement ceux ne sont vicieux,
C
Qui vont suivans le chemin qu’il ordonne,
d
Et d’aller droit sont tousjours curieux.
C
Ton vouloir est que chacune personne
d
Par dessus tout, bien et estroitement
E
A maintenir tes mandemens s’adonne.
d
3.
A mon vouloir, qu’il te pleust tellement
E
Dresser mes pas où ta Loy me convie,
f
Que fourvoyer n’en puisse aucunement.
E
Car loin sera de deshonneur ma vie,
f
Tant qu’auray œil sur tes Loix arresté,
G
Et que j’auray de les savoir envie.
f
4.
Alors par moy tu seras exalté
G
D’un cœur tout droit, quand j’auray
[peu comprendre
h
Tes jugemens tous rempli d’equité.
G
Or à garder tes statuts veux entendre
h
Mais je te pri’ qu’en mon infirmité
G
Trop longuement ne te faces attendre.
h
Zoals gezegd, hebben de Nederlandse berijmingen van 1566 en 1773 hetzelfde aantal van 4 x 22
coupletten, maar het kunstige rijmschema van De Bèze nemen ze niet over. Wel geven ze de hebreeuwse
letter-opschriften. Die verdwijnen pas in de Hervormde Gezangenbundel van 1938, waar alle 88 coupletten
onder elkaar staan, zonder extra witregels of andere markeringen.
De nieuwe psalmberijming (in LBK-1973 en LB-2013) is aanmerkelijk compacter. De Liedboekdichters van
‘Het Landvolk’ (zie de vermelding onder de Psalm in het LB) zijn erin geslaagd, telkens acht verzen van de
bijbeltekst samen te vatten in drie coupletten. Juist door die compactheid blijven ze meestal dichter bij de
grondtekst dan hun voorgangers, die soms uitweidingen of herhalingen nodig hadden om telkens vier
strofen te ‘vullen’.
De nieuwe berijming telt dus 22 x 3 = 66 strofen. Alle strofen hebben het rijmschema Ab Ab Ab. Helaas is
noch in de poëtische vormgeving noch in de lay-out de oorspronkelijke indeling in 22 octonaires terug te
vinden.
De “eindeloze” lofzang op de Wet, van Alef tot Tau, 176 verzen.
Théodore de Bèze (1519-1605)
In de Revidierte Fassung van de Luther-
bijbel (uitg. Deutsche Bibelgesellschaft,
1985) heeft men aan de verschillende
hoofdstukken van de bijbelboeken
samenvattende opschriften toegevoegd.
Boven Psalm 119 staat:
Die Herrlichkeit des Wortes Gottes
(Das güldene ABC)
De lopende tekst in de afgebeelde
boekrol kan stilgezet worden met de
muis of door aanraking van het scherm.
Geraadpleegde literatuur:
Pierre Pidoux (red.), Les Psaumes en vers Français, facsimile-uitgave van het
Geneefse Psalmboek van 1562, met een uitgebreide inleiding. Genève 1986.
–, Le Psautier Huguenot Vol. I, Les mélodies. Basel 1962.
–, Théodore de Bèze, Psaumes mis en vers Français. Genève 1984.
–, Franc, Bourgeois, Davantes. Genève 1993 (kopie van een onuitgegeven typoscript).
Gepubliceerd in M&L 2013 nr.6. Bewerkt, aangevuld en van
illustraties voorzien in okt. 2020.
De melodie
De melodie van Psalm 119 komt, evenals de tekst van De Bèze, voor het eerst voor in
de (proef)bundel Pseaulmes octantetrois de David, mis en rime Françoise (Genève
1551). Uit het nawoord van Loys Bourgeois bij deze bundel blijkt dat Psalm 119 één
van de 34 nieuwe wijzen is die hij voor deze bundel heeft gemaakt bij teksten van De
Bèze. Het is een hypolydische melodie (de slottoon is de FA van het hexachordum
naturale) met een vaste bes aan de sleutel. We hebben misschien de neiging om het
‘gewoon’ F-groot te noemen, maar het valt op dat Claude Goudimel in zijn tenorzetting
zodra hij in regel 2 de kans krijgt, in de sopraan een b noteert (voorbeeld 1).
In elk geval is het een vrij eenvoudige, ‘rustige’ melodie zonder opvallende kenmerken.
Afgezien van de grote drieklank f-a-c in de eerste regel verloopt de melodie grotendeels
trapsgewijs. Aangezien de melodie geschikt moest zijn voor een groot aantal coupletten
van zeer uiteenlopende inhoud (van ‘Ik lig terneer, gekluisterd aan het stof’ tot ‘U dank
ik, HEER, in opgetogenheid’), had de componist ook geen andere keuze dan een
eenvoudige, enigszins neutrale (maar wel fraaie en zangerige) melodie te schrijven.
Alternatieve melodie
Dat sommigen één melodie voor 88 coupletten toch wat eentonig vonden,
blijkt uit het feit dat in de bundel Pseaumes mis en rime [...] avec le chant
de l’Eglise de Lausane (1565) behalve de melodie van Bourgeois nog een
tweede melodie staat afgedrukt, vanaf de letter Lamed, dus precies
halverwege de Psalm, met daarbij de opmerking La reste du Pseaume se
chantera (qui voudra) sur le chant qui s’ensuit en la lettre Lamed [De rest
van de Psalm kan (desgewenst) worden gezongen op de melodie die
hierna volgt onder de letter Lamed.] Hiernaast is de melodie afgedrukt in
hedendaags notenschrift (voorbeeld 2).
Bernard Huijbers
In verschillende rooms-katholieke gezangboeken zijn de laatste drie strofen van Psalm
119 opgenomen als afzonderlijk lied: ‘Een smekeling zo kom ik tot uw troon’. Aangezien
sommige katholieken (Bernard Huijbers incluis) zo’n Geneefse psalmmelodie ‘te stijf en
te protestants’ vonden, schreef Huijbers er een nieuwe wijs voor, die buitengewoon
populair is geworden (voorbeeld 3).
Huub Oosterhuis werd zo geïnspireerd door deze melodie dat hij er verschillende
nieuwe teksten bij schreef:
- De Heer heeft mij gezien en onverwacht
- Ik sta voor U in leegte en gemis
- Zo vriendelijk en veilig als het licht
- Hij die gesproken heeft een woord dat gáát
Ook andere dichters hebben deze melodie gebruikt. Maar de oorsprong ligt dus bij de
Geneefse psalm!
Vb.1 Psalm 119 regel 2, tenorzetting Claude Goudimel.
Vb.2 Alternatieve melodie voor de tweede helft van de
psalmtekst. Anonymus, Lausanne 1565.
Vb.3 Incipit van de bekende melodie van Bernard Huijbers
voor de strofen 64-66 van Psalm 119 (GvL 119
II
).