© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
The English Hymnal
Ralph Vaughan Williams (1872-1958) had aanvankelijk sterk getwijfeld of hij wel geschikt was voor de taak
van muzikaal redacteur van The English Hymnal (‘I protested that I knew very little about hymns’), maar
toen hij hoorde dat de functie anders gegeven zou worden aan de kerkmusicus Halford Davies (‘with whose
musical ideas I was very much out of sympathy’) was zijn besluit snel genomen.
Het is de moeite waard om Vaughan Williams voorwoord te lezen. Hierin geeft hij als ‘Musical Editor’ blijk van
een aantal zeer uitgesproken ideeën over de samenstelling van de bundel. Een paar citaten:
The task of providing congregations with familiar tunes is difficult; for, unfortunately, many of the tunes of the
present day which have become familiar and, probably mere from association, popular with congregations are
quite unsuitable for their purpose. More often than not they are positively harmful to those who sing and hear
them.
The committee were therefore placed in the hard position of having to decide whether or not they should risk
momentary unpopularity by discarding certain tunes, or whether they should sacrifice the greater ultimate good
for the lesser and more immediate advantage. […]
The committee believe that many clergymen and organists are now realizing their responsibility in this matter,
and will welcome a tune-book in which enervating tunes are reduced to a minimum. The usual argument in
favour of bad music is that the fine tunes are doubtless ‘musically correct’, but that the people want ‘something
simple’. Now the expression ‘musically correct’ has no meaning; the only ‘correct’ music is that which is
beautiful and noble. As for simplicity, what could be simpler than ‘St. Anne’ or ‘The Old Hundreth’, and what
could be finer?
Het is niet eenvoudig om de onderkoelde ‘tongue-in-cheek’-stijl van RVW te vertalen. Ik heb daarom gekozen
voor een enigszins vrije weergave:
De opdracht om de gemeente te voorzien van (een gezangboek met) vertrouwde liederen is niet zo eenvoudig;
veel melodieën die hedentendage bij de gemeente vertrouwd zijn, en waarschijnlijk louter door gewenning zelfs
populair zijn geworden, beantwoorden nauwelijks aan hun doel. Meer dan eens zijn ze zelfs uitgesproken
schadelijk voor degenen die ze zingen of moeten aanhoren. De redactiecommissie stond dus voor een moeilijk
dilemma: moest ze een kortstondige impopulariteit riskeren door bepaalde melodieën af te wijzen, of moest ze
de hoogst haalbare kwaliteit opofferen ter wille van een geringer tijdelijk succes. […]
De commissie is ervan overtuigd dat vele voorgangers en organisten zich van hun verantwoordelijkheid in
dezen bewust zijn, en dankbaar zullen zijn voor een liedboek waarin het aantal slappe melodieën tot een
minimum is beperkt. Het gebruikelijke argument ten gunste van slechte muziek is gewoonlijk dat de goede
melodieën misschien wel ‘muzikaal verantwoord’ zijn, maar dat de mensen nu eenmaal liever ‘iets simpels’
willen zingen. Nu betekent de uitdrukking ‘muzikaal verantwoord’ helemaal niets; het enige criterium voor
goede muziek is de vraag of ze schoonheid en noblesse bezit. En wat die ‘eenvoud’ betreft: wat is eenvoudiger
dan ‘St. Anne’ of ‘The Old Hundreth’, en wat zou er mooier kunnen zijn?
RVW’s vraag uit 1906 is meer dan honderd jaar later nog steeds actueel: wat doet een liedboekcommissie
met populaire melodieën en ‘slappe wijsjes’ die de mensen nu eenmaal mooi vinden? De opvatting van RVW
zou tegenwoordig uiteraard als ‘paternalistisch’ verworpen worden, maar het redactionele probleem waarvoor
hij zich gesteld zag, valt in het niet bij de moeilijkheden waarmee de samenstellers van een kerkelijk
liedboek in de 21ste eeuw te maken hebben. Alleen al de veelheid van muziekstijlen en -smaken dwingt de
makers hoe dan ook tot ‘onmogelijke’ en impopulaire keuzes.
Uitvoeringspraktijk
Behalve over de selectiecriteria schrijft Vaughan Williams ook over
manier van uitvoeren, toonhoogte, rol van het koor, tempo (alle
liederen zijn voorzien van een metronoomcijfer!), notatie en
‘expressie’. The English Hymnal was bedoeld als alternatief voor de
bundel Hymns Ancient & Modern (A&M; eerste editie 1861, daarna
verschillende malen herzien en uitgebreid). In kringen van de ‘high
church’ was men niet erg gelukkig met de inhoud en de muziek-
redactie van Hymns A&M. Eén van de meest opvallende kenmerken
van Hymns A&M is het feit dat bij vrijwel alle coupletten, ja soms
zelfs bij elke regel, dynamische tekens staan, van pp tot ff. In The
English Hymnal ontbreken ze geheel. Vandaar dat Vaughan Williams
het nodig vond om in zijn voorwoord een alinea op te nemen over
Expression:
Expression marks have been altogether omitted, as it is considered that subtleties of expression are entirely
unsuitable for congregational singing. The organist can use his own judgement as to the general dynamics of
each verse, and convey his idea to the congregation by his registering. All sudden ‘pianos’ or small ‘crescendos’
and ‘diminuendos’ should be avoided as destroying the broad and massive effect which congregational singing
should convey.
Voordrachtstekens zijn geheel weggelaten, aangezien we van mening zijn dat subtiele aanwijzingen voor de
uitvoering totaal ongeschikt zijn voor gemeentezang. De organist kan naar eigen oordeel de dynamiek van elk
couplet bepalen en door middel van de registratie de gemeente daarin meenemen. Plotselinge piano’s, kleine
crescendi en diminuendi dienen vermeden te worden, aangezien ze afbreuk doen aan het brede en grootse
effect dat door samenzang wordt opgeroepen.
Bronnen
Was RVW’s opmerking dat hij ‘knew very little about hymns’ ingegeven door bescheidenheid, of heeft hij zich
als muziekredacteur bijzonder snel ingewerkt? De veelheid aan ‘traditional melodies’ uit Engeland, Ierland,
Schotland en Wales die in de bundel zijn opgenomen, is te danken aan Vaughan Williams’ betrokkenheid bij
de Folk Song Society, die echt veldwerk deed en liederen optekende uit de volksmond. En uit de opsomming
van de ‘Sources of the Melodies’ blijkt dat hij zich niet alleen grondig had verdiept in de Engelse hymn tunes
maar ook in de kerkliedmelodieën van het vasteland van Europa. Opvallend is wel dat hij er vrijer mee
omgaat dan wij tegenwoordig wenselijk achten. Zo kiest hij vaak voor latere, ‘zersungen’ versies van
klassieke melodieën: ‘… the finest version of every tune, not necessarily the earliest’. Dat verschil tussen
Engelse en bijvoorbeeld Duitse hymnologische opvattingen heb ik nooit duidelijker gedemonstreerd gezien
dan tijdens het eerste gezamenlijke congres (Oxford 1981) van de Internationale Arbeitsgemeinschaft für
Hymnologie en de Hymn Society of Great Britain and Ireland. Onderstaand fragment uit een gesprek tussen
een Duitse en een Engelse hymnoloog spreekt wat dat betreft boekdelen:
- ‘Die Notation dieser Melodie entspricht unseren heutigen Kenntnissen der handschriftlichen Quellen.’
- ‘Yes. But we don’t sing it that way...’
Een ander opmerkelijk verschil is de veel lossere relatie tussen tekst en melodie. De liedboeken op het
vasteland van Europa worden gekenmerkt door de vele ‘vaste verbintenissen’. In Engelse bundels wordt
dezelfde melodie voor zeer verschillende teksten gebruikt en naar believen verwisseld, met als extreem
voorbeeld het Scottish Psalter, waar alle pagina’s horizontaal zijn doorgesneden, zodat je elke tekst met elke
melodie kunt combineren! (zie de pagina over Contrafact en leenmelodie). RVW schrijft over woord-
toonverhouding dan ook alleen in technische termen: het aantal accenten en lettergrepen moet kloppen, en
de inhoud van de tekst en de ‘sfeer’ van de melodie moeten enigszins overeenkomen.
Dat de melodieën in Engeland een andere betekenis en gevoelswaarde hebben dan bij ons, blijkt wel uit het
feit dat van oudsher iedere tune een naam heeft en dat de inhoudsopgave in de meeste hymnals niet begint
met de alfabetische lijst van de beginregels maar met een Alphabetical Index of Tunes, zodat je een geliefde
melodie gemakkelijk kunt vinden, en een Metrical Index of Tunes waardoor je direct kunt zien welke melodie
bij welke tekst past (en omgekeerd).
Van Vaughan Williams’ eigen hand vinden we in The English Hymnal een zeer groot aantal harmonisaties
(zonder vermelding van de auteur) en een zevental tunes, waarvan Sine nomine verreweg de bekendste is
geworden; zie LB 727, ‘For all the Saints’ – ‘Voor alle heilgen in de heerlijkheid’. Overigens is bij dit lied wel
degelijk sprake van een hechte verbintenis tussen tekst en melodie!
Eén van de eerste melodieën die RVW schreef was ‘Down Ampney’ (genoemd naar zijn geboorteplaats) voor
de tekst ‘Come down, O Love divine’ (Zie EH 152 op Hymnary.org).
De tune ‘St. Anne’ is in Nederland
vooral bekend met de tekst ‘O God,
die droeg ons voorgeslacht’ (LB 90a).
‘The Old Hundreth’ komt overeen
met Psalm 134.
Hij
schreef
zes
opera’s,
een
groot
aantal
orkestwerken,
soloconcerten,
kamer
muziek,
liederen,
film-
en
toneelmuziek,
maar
toch
is
Ralph
Vaughan
Williams
(RVW)
bij
kerkgangers
vooral
bekend
geworden
door
zijn
hymn
tunes
,
bij
hymnologen
vanwege
zijn
redacteurschap
van
The
English
Hymnal
(1906),
en
bij
kerkmusici
en
koorzangers
door
zijn
Services
,
Anthems
en
bewerkingen
van
Hymns
en
Carols
.
Merkwaardig
eigenlijk,
want
hij
noemde
zichzelf
graag
atheïst
of
op
z’n
minst
agnosticus
(zie
kader
onderaan deze pagina).
In telegramstijl geef ik hieronder de
belangrijkste melodiebronnen die
RVW noemt in het voorwoord van
The English Hymnal.
A. DUITS. Het lutherse koraal (16e
en 17e eeuw), r.k. bundels (Leisen-
tritt 1567, Andernach 1608. 18de
eeuw: Bach en Freylinghausen.
Traditionele en hedendaagse Duitse
melodieën.
B. FRANS en ZWITSERS. Geneefse
Psalter, r.k. parochieboeken uit Rouen
en Angers, trad. Franse en Zwitserse
volksliederen.
C. Italiaans, Spaans, Vlaams,
Nederlands. Diverse kerkelijke en
traditionele melodieën.
D. AMERIKAANS. Tunes van Lowell
Mason, ‘Sacred Songs and Solos’,
‘Western Melodies’.
E. DE BRITSE EILANDEN. Melodieën
uit hymnbooks, trad. volksliederen
en werk van componisten uit Ierland,
Schotland, Wales en Engeland.
Een bekend voorbeeld van een
melodie uit Frankrijk is ‘Picardy’, In
het EH gebruikt voor de tekst ‘Judge
eternal, throned in splendour’.
Zie de pagina over LB 1008:
Rechter in het licht verheven.
Bovenstaande tekst is een bewerking van een artikel dat ik in 2008 schreef t.g.v. de vijftigste sterfdag van
de componist. In diezelfde tijd hoorde ik op BBC radio 3 een interview met de schrijfster Simona Pakenham
(toen 92 jaar oud; ze overleed in 2010), auteur van het boek Ralph Vaughan Williams. A Discovery of His
Music (Londen 1957). Zij had de componist in de jaren ’50 leren kennen. Op de vraag van de interviewer
hoe het agnosticisme van Vaughan Williams te rijmen was met zijn grote liefde voor de kerkmuziek en voor
religieuze thema’s, antwoordde ze: ‘He claimed to be an agnostic’. Volgens haar was het vooral RVW’s
tweede, sterk anti-godsdienstige vrouw Ursula die hem dat in de mond legde. ‘She didn’t want people to
think that he had any spiritual ideas at all.’
‘rediscovering old tunes and
weeding out Victoriana’
1
)
‘Poor tunes can be harmful for singers and listeners’
RVW als volksliedonderzoeker: de bekende Sussex Carol, op 24 mei 1904 opgetekend
uit de mond van mevr. Harriet Verrall uit Monk's Gate bij Horsham, Sussex.
Ralph Vaughan Willams als jonge man,
ongeveer in de tijd van het ontstaan
van The English Hymnal
Royal Mail 1972
Deze tekst is een bewerking van en aanvulling op het eerste deel van het
artikel ‘Ralph Vaughan Williams en de kerkmuziek’, gepubliceerd in M&L
2008 nr.10. Het tweede deel, over de meerstemmige liturgische muziek van
RVW, is hier niet overgenomen.
Bronnen:
- R. Vaughan Williams, ‘The Music’ in The English Hymnal with Tunes. Oxford
University Press 1906, p.viii-xv.
- Grove Music Online, lemma Vaughan Williams: ‘Early life and beliefs’.
- Het manuscript van de Sussex Carol is te vinden op de website ‘The Hymns
and Carols of Christmas’
‘subtleties of expression
are entirely unsuitable for
congregational singing’
1
) Zo omschrijft Grove’s Dictionary of
Music de taak waarvoor RVW zich
gesteld zag.