© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
t.Jochen Klepper, v.J.W. Schulte Nordholt, m.Joh. Petzold;LbK gz.130;LB 445
‘De nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver’, schreef Jochen
Klepper op 18 december 1937 in Berlijn. Het was een geloofsgetuigenis
dat inging tegen alles wat op dat moment voor ogen was. De nacht van
Hitlers Derde Rijk zou nog veel donkerder worden…
Joachim Georg Wilhelm (Jochen) Klepper werd op 22 maart 1903 geboren in Beuthen a/d Oder. Zijn
ouders waren Georg Klepper, een predikant in de piëtistische traditie van de Herrnhutters, en Hedwig
Klepper-Weidlich, een zelfbewuste vrouw met een brede culturele belangstelling, die bij haar huwelijk
was overgegaan van de rooms-katholieke naar de evangelisch-lutherse kerk.
Jochen studeerde enkele jaren theologie, maar was door allerlei omstandigheden, zoals een zwakke
gezondheid, genoodzaakt deze studie voortijdig af te breken. Hij ging journalistiek werk doen, o.a. bij
de kerkelijke pers en de omroep, waarvoor hij radio-ochtendgebeden organiseerde.
In 1931 trouwde Klepper met de dertien jaar oudere Joodse weduwe Johanna (Hanni) Stein-Gerstel, die
twee dochters had uit haar eerste huwelijk. In het toen al sterk anti-joodse klimaat bracht dat grote
problemen met zich mee; het leidde zelfs tot een definitieve breuk met zijn ouders en zijn broers en
zusters.
In de herfst van 1931 verhuisden Jochen, Johanna en de beide dochters naar Berlijn. Klepper kon daar
nog enige tijd werken als journalist en radioredacteur, maar toen Hitler in 1933 aan de macht kwam,
werd hij wegens zijn huwelijk met een Joodse vrouw ontslagen. In deze moeilijke jaren hield Klepper
van 1932 tot aan zijn dood in 1942 een dagboek bij, dat na de Tweede Wereldoorlog werd uitgegeven
onder de titel Unter dem Schatten deiner Flügel.
Na zijn ontslag begon Klepper met het verzamelen van materiaal voor een historische roman die hij
wilde schrijven over de ‘soldatenkoning’ Frederik Willem I van Pruisen (1688-1740; de vader van
Frederik de Grote, voor wie Bach zijn Musicalisches Opfer schreef). Het boek verscheen in 1937 onder
de titel Der Vater – Der Roman des Soldatenkönigs, een jaar later gevolgd door het kleine, bijzonder
boeiende boekje Der König und die Stillen im Lande, over de vaak verrassende gesprekken en
briefwisselingen tussen Friedrich Wilhelm I en de bekende piëtisten August Hermann Francke, Johann
Anastasius Freylinghausen en Nikolaus Ludwig Graf von Zinzendorf (de ‘stillen in den lande’ – denk aan
LB 440!). Kleppers roman was een groot succes, maar omdat hij onder voortdurende controle stond van
de Reichschrifttumskammer (een afdeling van de door Joseph Goebbels opgerichte Reichskulturkammer)
en later van het Propagandaministerium, werd het voor Klepper steeds moeilijker om zijn werk
gepubliceerd te krijgen.
Eind jaren ’30 werd de situatie voor Kleppers ‘vol-joodse’ stiefdochters steeds dreigender. Kort voor het
uitbreken van de oorlog slaagde de oudste dochter Brigitte erin om via Zweden naar Engeland te reizen.
Twee jaar later probeerde Renate haar zusje te volgen, maar het was al te laat. Zij had vanuit Zweden
een inreisvisum gekregen, maar haar vlucht werd verhinderd door het ingrijpen van SS-Obersturmbann-
führer Adolf Eichmann. Daarmee was in feite haar doodvonnis getekend. Bovendien kreeg Klepper de
mededeling dat er een maatregel op stapel stond om alle ‘Mischehen’ (gemengde, d.w.z. joods-
christelijke, huwelijken) ontbonden te verklaren, zodat ook voor Johanna, die door haar huwelijk met
een ‘ariër’ aanvankelijk nog bescherming genoot, deportatie dreigde (overigens is deze maatregel nooit
officieel van kracht geworden, maar dat heeft de uitvoering ervan meestal niet verhinderd). In die
dreigende situatie zag het gezin geen andere uitweg dan de gezamenlijke dood. In Kleppers laatste
dagboekaantekening van donderdag 10 december 1942 lezen we:
Nachmittags die Verhandlung auf dem Sicherheitsdienst. Wir sterben nun – ach, auch das steht bei Gott.
Wir gehen heute Nacht gemeinsam in den Tod. Über uns steht in den letzten Stunden das Bild des
segnenden Christus, der um uns ringt. In dessen Anblick endet unser Leben.
Weihnachtslied
1. Die Nacht ist vorgedrungen,
der Tag ist nicht mehr fern.
So sei nun Lob gesungen
Ich bin [die Wurzel und das Geschlecht Davids,]
dem hellen Morgenstern!
der helle Morgenstern. (Openb. 22,16)
Auch wer zur Nacht geweinet,
Den Abend lang währet das Weinen,
der stimme froh mit ein.
aber des Morgens ist Freude. (Psalm 30,6)
Der Morgenstern bescheinet
auch deine Angst und Pein.
2. Dem alle Engel dienen,
Und es sollen ihn alle Engel Gottes anbeten. (Hebr. 1,6)
wird nun ein Kind und Knecht.
Gott selber ist erschienen
Denn es ist erschienen die heilsame Gnade Gottes (Titus 2,11)
zur Sühne für sein Recht.
… als Sühne in seinem Blut zum Erweis seiner Gerechtigkeit…
Wer schuldig ist auf Erden,
(Rom. 3,25)
verhüll nicht mehr sein Haupt.
Er soll errettet werden,
Wir aber sind nicht von denen, die zurückweichen und verdammt
wenn er dem Kinde glaubt.
werden, sonderen von denen, die glauben und die Seele erretten.
(Hebr. 10,39)
3. Die Nacht ist schon im Schwinden,
macht euch zum Stalle auf!
Ihr sollt das Heil dort finden,
das aller Zeiten Lauf
von Anfang an verkündet,
Wer hat es von Anfang verkündet, daß wir’s vernahmen?
seit eure Schuld geschah.
(Jes. 41,26)
Nun hat sich euch verbündet,
den Gott selbst ausersah.
Er ist zwar zuvor ausersehen, ehe der Welt Grund gelegt wurde…
(1 Petr. 1,20)
4. Noch manche Nacht wird fallen
auf Menschenleid und -schuld.
Doch wandert nun mit allen
der Stern der Gotteshuld.
Beglänzt von seinem Lichte,
hält euch kein Dunkel mehr,
von Gottes Angesichte
… damit die Zeit der Erquickung komme
kam euch die Rettung her.
von dem Angesicht des Herrn… (Hand. 3,20)
5. Gott will im Dunkel wohnen
[Der Herr] hat aber gesagt, er wolle im Dunkel wohnen.
und hat es doch erhellt.
(1 Kon. 8,12)
Als wollte er belohnen,
so richtet er die Welt.
Der sich den Erdkreis baute,
der läßt den Sünder nicht.
Wer hier dem Sohn vertraute,
Wer mein Wort hört und glaubt dem, der mich gesandt hat,
kommt dort aus dem Gericht.
kommt nicht in das Gericht… (Joh. 5,24)
Het raadsel van Gods verborgenheid
Het kleine boekje van Jochen Klepper
over de gesprekken tussen Friedrich
Wilhelm I en de ‘stillen in den lande’.
In de oorlogsjaren zullen velen het
gelezen hebben als een verdekt protest
tegen het Hitler-regime. Het ging
immers over een heerser die niet alleen
‘soldatenkoning’ was, maar die ook het
gesprek aanging over geloofsvrijheid
en over de zorg voor weduwen en
wezen!
Het hier afgedrukte omslagontwerp is
gemaakt door Eva Kausche-Kongsbak
(1918-2010) voor de vierde druk, 1962.
De melodie
Als het bundeltje Kyrie van Klepper verschijnt,
begint de kerkmusicus Johannes Petzold direct met
het schrijven van zijn eerste melodie: ‘Die Nacht
ist vorgedrungen’, mét een driestemmige vocale
zetting (zie de Koor- en orgeluitgave van het Lied-
boek voor de Kerken, nr. 130A). In totaal heeft
Petzold vijftien Klepper-liederen getoonzet.
In 1940 wordt Jochen Klepper opgeroepen voor
militaire dienst en moet hij naar het front. Petzold
stuurt hem een brief met vijf door hem getoon-
zette liederen. Voor Klepper is het een grote troost
‘einen so schönen Gruß aus so andere Sphäre […]
zu erhalten’. Overigens werd Klepper na een aantal
maanden uit de Wehrmacht ontslagen; door zijn
niet-arische huwelijk was hij ‘onwaardig’ om als
soldaat het Duitse Rijk te dienen…
Hoewel Petzolds melodie op het eerste gezicht nog
niet eens zo makkelijk is, heeft ze toch snel ingang
gevonden bij de gemeente. Tekst en melodie zijn
vanaf het begin onlosmakelijk met elkaar verbon-
den. Dat men snel vertrouwd raakt met deze
melodie heeft waarschijnlijk te maken met de
klassieke bar-vorm en de daarbij behorende
melodieherhaling (AAB), en ook met de modale
melodiewendingen die duidelijk aansluiten bij de
traditie van het (lutherse) kerklied. Maar ondanks
die klassieke trekken is het onmiskenbaar een
twintigste-eeuwse wijs. Overigens is het de vraag
in welke toonsoort de melodie eigenlijk staat. Is
het g-hypofrygisch, zoals de Duitse handboeken
aangeven, of staat de melodie eigenlijk in c-klein
met een afsluiting op de kwint? De bewerkingen
geven geen uitsluitsel: de driestemmige zetting,
die o.a. te vinden is in de Koor- en orgeluitgave
van het LbK eindigt in G, de vierstemmige zetting
in C. Ook de afsluiting van de stollen is ongewoon:
niet op c of op g, maar op f. Het draagt bij aan de
zwevende tonaliteit die het lied zijn bijzondere
karakter verleent.
Het Compendium bij het LbK noemt de Neder-
landse versie van dit lied een ‘rijke aanwinst’ voor
het toen recent verschenen liedboek. Het heeft
nog niets van zijn kracht verloren.
Petzold werd in 1912 geboren in Plauen, in het
zuidwesten van Saksen. Al heel jong verloor hij
zijn vader, die als soldaat omkwam tijdens de
Eerste Wereldoorlog. Theologisch en muzikaal
werd Johannes Petzold in sterke mate gevormd
door de kerkelijke Singbewegung, met de beroem-
de Singwochen onder leiding van o.a. Alfred Stier
en Hugo Distler. Als kerkmusicus heeft hij ver-
schillende gemeenten gediend, waar hij vaak
moest werken met de beperkte middelen van een
gewone dorpsgemeente en een kleine cantorij van
amateurzangers. Juist in dat dienstbare werk zag
hij zijn roeping; zijn compositorische oeuvre
bestaat dan ook niet uit grote cantates en concer-
tante werken, maar uit liedzettingen, koraal-
voorspelen, kleine motetten, bewerkingen voor
koperblazers etc. Naar eigen zeggen heeft hij in
muzikaal opzicht ‘nur kleine Brötchen gebacken’.
Petzold doet mij wat dat betreft sterk denken aan
Willem Vogel, die ook altijd uitging van de moge-
lijkheden van amateurzangers en -spelers: een-
voudig zonder simplistisch te worden, aansprekend
zonder ‘populair’ te willen zijn.
Petzold overleed in 1985.
Kyrie
In 1938 verschijnt het kleine bundeltje Kyrie, met zestien geestelijke liederen van
Klepper. Elk lied wordt voorafgegaan door een bijbeltekst; het daarna volgende lied is
een ‘Auseinandersetzung’ met deze tekst. Boven ‘Die Nacht ist vorgedrungen’ staat als
tekst Romeinen 13,11-12 (begin van de Epistellezing van de eerste Advent):
Und das tut, weil ihr die Zeit erkennt, nämlich daß die Stunde da ist, aufzustehen
vom Schlaf, denn unser Heil ist jetzt näher als zu der Zeit, da wir gläubig wurden.
Die Nacht ist vorgerückt, der Tag aber nahe herbeigekommen. So lasst uns ablegen
die Werke der Finsternis und anlegen die Waffen des Lichts.
Ook in het lied zelf vinden we verschillende bijbelcitaten (hier weergegeven naar de
tekst van de Lutherbijbel):
*) Het EG heeft hier een halve noot, terwijl er in LbK en LB, in
overeenstemming met het origineel, een hele noot staat (zie
notenbeeld links). Een halve noot voorkomt dat er een ‘gat’ zou
ontstaan doordat regel 4 eindigt met een lange noot (die in de
praktijk altijd te kort wordt aangehouden) en regel 5 met een
kwart rust begint.
Johannes Petzold speelt
Een onverwachte ondersteuning
voor de EG-versie vond ik op de
website “Johannes Petzold, Werk
und Leben”. In een amateur video-
opname uit begin jaren ’80 speelt
Petzold het lied op zijn clavecimbel,
met – inderdaad – aan het eind van
regel 4 een halve noot. Hij speelt de
melodie drie keer. De eerste keer is
het slotaccoord G-groot, de tweede
keer c-klein/G-groot, de derde keer
C-groot!
Embedding van het fragment is niet toegestaan, daarom hier
een rechtstreekse link naar de betreffende pagina.
Bronnen:
- Arno Büchner, Siegfried Fornaçon, Die Lieder unserer Kirche. Göttingen 1958.
- Frieder Schulz, ‘Die Nacht ist vorgedrungen’, in: Gerhard Hahn, Jürgen Henkys
(red.), Liederkunde zum Evangelischen Gesangbuch. Heft 2, Göttingen 2001.
- Martin Wecht, lemma ‘Klepper, Jochen’ in: Wolfgang Herbst (red.), Komponisten
und Liederdichter des Evangelischen Gesangbuchs. Göttingen 1999, p.177v.
Jochen Klepper
Voor Klepper was het vanzelfsprekend: de basis van zijn dichterschap lag in de Heilige
Schrift. Het is een opdracht: ‘Opent uw mond’ (Psalm 81), dan zal God hem vullen met
zijn eigen woorden. Als de dichter antwoordt op Gods oproep dan is dat met woorden
die in de Schrift al zijn voor-geschreven. Zijn taak is het, de mensen de woorden van
God in de mond te leggen, als verkondiging en exegese tegelijk.
Jan Willem Schulte Nordholt maakte de Nederlandse vertaling, waarbij hij de oorspron-
kelijke strofen 2 en 3 samenvoegde. In het Compendium bij het Liedboek voor de
Kerken schreef hij daarover:
[…] een lied van het licht midden in de duisternis. Die duisternis was zo diep dat het lied
een tragische toon lijkt te hebben, maar het is een christelijk lied en het blijft in de
tragiek niet steken. Evenals Bonhoeffer is Klepper bezig geweest met het raadsel van de
verborgenheid Gods, en ook hij weet dat daarmee het laatste niet gezegd is: ‘Gott will
im Dunkel wohnen / und hat es doch erhellt. / Als wollte er belohnen, / so richtet er die
Welt.’
In onze vertaling hebben wij getracht juist dat element van contrast nog te beklemtonen
wat vooral blijkt uit de samenvoeging van de tweede en derde oorspronkelijke tot onze
tweede, en uit de veranderingen van de slotstrofe.
In die laatste strofe heeft Schulte Nordholt de contrasten in een prachtige paradox
samengebracht: ‘Zijn oordeel is genade, / zijn duisternis is licht.’
Vernieuwingsbeweging
Door het ‘Fest der Deutschen Kirchenmusik’ in 1937 in Berlijn, hadden al veel mensen
kennisgemaakt met de liederen van Jochen Klepper. Toen in 1938 het bundeltje Kyrie
uitkwam, vond het dan ook een goed onthaal. Nog in hetzelfde jaar verscheen er een
tweede druk, en begin 1941 een nieuwe, tot dertig liederen uitgebreide editie.
De directe, bijbelse taal van de liederen inspireerde verschillende componisten tot het
schrijven van melodieën, zoals Fritz Werner, Gerhard Schwarz en Johannes Petzold.
Klepper behoort met Rudolf Alexander Schröder (zie LB 342 en 379) tot de belang-
rijkste dichters uit de vernieuwingsbeweging van het Duitse kerklied, een beweging die
nu juist haar bloeiperiode kende in de tijd van het Nationaal-Socialisme, tegen alle
verdrukking en duisternis in. Kleppers liederen worden gekenmerkt door een bijbels
taalgebruik met een opvallende aandacht voor het Oude Testament, terwijl de kerken
daarentegen gedienstig bezig waren
om de gezangboeken te ‘ontjoodsen’,
waarbij woorden als ‘Israël’ en ‘Sion’
vervangen moesten worden door
‘arisch correcte’ aanduidingen als
‘unser Volk’.
Gepubliceerd in M&L 2011 nr. 4.
Bewerkt en aangevuld febr. 2021.
N.B. In de eerste drukken van het Liedboek staat
een drukfout in strofe 3 van Lied 445. De eerste
regel moet luiden Hoevele zwarte nachten.
‘Stolperstein’ voor het woon-
huis van Jochen Klepper
De eerste druk van het lied met de melodie
van Petzold in Neue Weihnachtslieder, 1939.
In de huidige gezangboeken is de melodie
meestal een toon lager afgedrukt.
Evangelisches Gesangbuch (EG) Nr. 16