Dit is een hele pagina over een koraalbewerking van nauwelijks twee minuten lengte. De compositie heeft mij altijd enorm gefascineerd omdat je er in heel kort bestek van alles in kunt ontdekken over de manier waarop Bach een eenvoudig motief verwerkt tot een prachtige ‘mini-fuga’ en tegelijk een interpretatie-in-noten geeft van de bijbehorende liedtekst. Het past precies bij het motto uit Luthers mond op de homepage van deze website.Het lied van Luther gaat over de Tien Geboden. In twaalf coupletten wordt de betekenis daarvan uitgelegd, – want als je het zingt kun je het veel beter onthouden! Luther ontleent de melodie aan een middeleeuws pelgrimslied (‘In Gottes Namen fahren wir’). Opvallend in de eerste regel is de herhaalde noot g, gevolgd door een kort stijgend motief g-a-b-c.
Thema en omkering
Bachs bewerking, in een snelle 12/8 maat, heeft het dansante karakter van een vrolijke gigue, maar is tegelijk ook een gedegen vierstemmige fuga. Bach ontleent zijn fugathema aan de eerste regel van het lied, maar hij rekt die als het ware op: van de vijf herhaalde g’s maakt hij er veertien(!), die hij onderbreekt met steeds grotere sprongen naar boven (zie en hoor voorbeeld A). Ook verschijnt het thema in de omkering, d.w.z. alle intervallen gespiegeld om een horizontale as (B).De eerste vier keer worden de thema’s met elkaar verbonden door een overgangsmotief in een levendig ritme met zestiende noten die de strakke achtstenbeweging van het thema doorbreken (C).Merk op dat er tussen de thema-inzetten steeds tien tellen zitten (in het notenvoorbeeld aangegeven met accenttekens). De tien geboden worden ons met nadruk op het hart gebonden!Na de eerste vier thema-inzetten vervalt het overgangsmotief. De thema’s rijgen zich dan als een ketting aaneen; elk thema zet in op de slotnoot van het voorgaande.Vanzelfsprekend komt het thema in totaal tien maal voor. De inzetten zijn op een bijzondere manier verdeeld, namelijk in drie groepen: 4xA, 4xB en 2xA, met een opvallend lang tussenspel tussen de laatste twee groepen. Die indeling blijkt overeen te komen met de uitleg die Luther geeft in zijn Große Katechismus, en Bach als rechtgeaard lutheraan heeft zich daaraan gehouden. Kort samengevat zijn de eerste vier geboden (in de lutherse en rooms-katholieke telling): 1. geen andere goden aanbidden, 2. de Naam van God niet misbruiken, 3. de sabbath heiligen, 4. vader en moeder eren. Deze geboden richten zich, aldus Luther, op God en overheid, ‘geistlich und weltlich Regiment’ (vader en moeder als degenen die boven ons gesteld zijn). Bach beeldt dit uit met het stijgende thema A.De volgende vier geboden zijn: 5. niet doden, 6. niet echtbreken, 7. niet stelen, 8. niet vals getuigen. Deze richten zich op de verhouding tot onze naasten, wat muzikaal wordt geïllustreerd door het dalendethema B en ook door de manier waarop de thema’s als een ketting met elkaar verbonden worden.De laatste twee geboden (gij zult niet begeren...) behandelt Luther apart; die hebben niet, zoals de voorgaande, betrekking op onze daden maar op onze gezindheid. Ze zijn ‘hinzugesetzt’, toegevoegd terwille van onze zwakheid. Bach zet de laatste twee thema-inzetten dan ook apart (eerst in basligging, dan in de sopraan). Zoals gezegd gebeurt dat pas na een vrij lang tussenspel waarin we niet alleen de zestienden uit het overgangsmotief herkennen, maar ook de markante septiemsprong uit het thema. Deze figuur komt ook in de omkering voor (D).De lengte van het tussenspel is 14 maten. Het is al de tweede keer dat we dit getal in deze compositie tegenkomen: de ‘handtekening’ van Bach. Het is de som van de letterwaarden van zijn naam: A=1, B=2, C=3, H=8. Mogen we daar een belijdenis in zien van Bach, of misschien een gebed dat hij zelf ook naar de bedoeling van Gods geboden mag leven? Dat hij de geboden niet als een zware last heeft beschouwd, kunnen we afleiden uit het dansante karakter van deze bijzondere fughetta. Ik moet daarbij altijd denken aan het joodse feest Simchat Thora, vreugde der wet!
De Tien Geboden volgens Bach (en Luther)
A
C
B
BWV 679 gespeeld door Leo van Doeselaar op het Müller-orgel in de Waalse Kerk te Amsterdam. Het is een opname uit het onvolprezen project “All of Bach”.
D
BWV 679 heb ik vaak in lezingen als voorbeeld gebruikt. Bovenstaande tekst is een uitwerking daarvan.
Belangrijkste bron: ‘Fughetta super “Dies sind die heiligen zehn Gebot”’ in Casper Honders, Over Bachs schouder. Groningen 1985.