Jan Willem Schulte NordholtJan Willem Schulte Nordholt (1920-1995) was tot aan zijn emeritaat in 1990 hoogleraar in Leiden, met als leeropdracht de geschiedenis en cultuur van Noord-Amerika. Zijn colleges waren beroemd, en zijn boeken over de Verenigde Staten bezorgden hem als historicus een grote faam. Schulte Nordholt was een man van grote eruditie en belezenheid. Zijn vriend Lo de Ruiter vertelde eens hoe hij als jongeman samen met Schulte Nordholt naar Rome was gereisd. “We waren er allebei nog nooit geweest, maar hij wist alles al…”Behalve geschiedkundige was Schulte Nordholt ook dichter. Zijn eerste verzen schreef hij in gevangenschap in 1943, toen hij door de Duitsers was gearresteerd wegens het verspreiden van de verzetskrant Vrij Nederland. Na de oorlog volgden verschillende andere bundels, zowel met vertalingen als met eigen poëzie. Maar de meeste kerkgangers kennen zijn naam toch in de eerste plaats uit het Liedboek. Al vroeg raakte hij betrokken bij het werk aan de nieuwe psalmberijming en later aan de gezangen. Bij het overlijden van Schulte Nordholt in 1995 schreef Michael Zeeman in de Volkskrant een in memoriam. Daarin sprak hij er zijn verbazing over uit dat deze eminente geleerde zich had beziggehouden met zoiets wereldvreemds als het kerklied. Maar voor Schulte Nordholt hoorden deze dingen naadloos bij elkaar. In 1956 bijvoorbeeld publiceerde hij zijn beroemde boek Het volk dat in duisternis wandelt. De geschiedenis van de negers in Amerika. Niet veel later ontstond het lied ‘Het volk dat wandelt in het duister’ (LbK gz.25, LB 448), een berijming van Jesaja 9; het is één van de meest ‘actuele’ kerkliederen van de dichter.De eminente historicus en bevlogen poëet was ook een dienstbaar psalmberijmer en kerklieddichter, met hetzelfde vakmanschap en dezelfde bevlogenheid. Vol overtuiging schaarde hij zich in de rij van zangers en dichters uit de kerkelijke traditie, maar tegelijkertijd verbaasde het hem dat hij zich in dat gezelschap bevond. Met humor en lichte zelfspot getuigt hij daarvan in zijn gedicht ‘David’*).Schulte Nordholt heeft voor het Liedboek voor de Kerken vooral veel vertalingen gemaakt. Hij was een meester in het herdichten van het weerbarstige, compacte kerklatijn van de oudkerkelijke hymnen. Al vóór het verschijnen van het Liedboek had hij 64 Griekse en Latijnse liederen gepubliceerd in de onvolprezen bundel Hymnen: teksten, vertalingen en toelichtingen, met melodienotaties van Jan van Biezen. Een nog groter aantal hymnevertalingen vinden we in het rooms-katholieke Getijdenboek. Vrijwel dagelijks klinkt er in Nederlandse en Vlaamse kloosters een klassieke hymne in de vertaling van J.W. Schulte Nordholt!Maar ook Duitse reformatorische liederen en Engelse hymns heeft hij in het Nederlands herdicht, met een bijzonder gevoel voor niet alleen de inhoud, maar ook de gevoelswaarde en de klankkleur van het origineel. Opvallend is zijn voorliefde voor eschatologische thema’s, ook in zijn eigen liederen. Hij bezingt vaak het verlangen naar de voleinding, de komst van het Koninkrijk, zoals in de laatste strofe van ‘Het volk dat wandelt in het duister’:En alle, alle mensen samen,die zullen voor zijn aangezichtstaan zingen in het grote licht.En Hij kent allen bij hun namen.Het zijn de motieven die we ook vinden in zijn grandioze Pinksterlied ‘De wereld is gewonnen’.GelegenheidsliedHet lied ‘Hier is de plaats waar God ons wil ontmoeten’ is een gelegenheidslied, geschreven voor de ingebruikneming van het kerkgebouw ‘De Ontmoeting’ in Voorschoten (1982) door de toenmalige SoW-gemeente (later PKN). Kort en nuchter commentaar van de dichter bij de inhoud van dit lied: ‘er moest instaan wat er alzo in de kerk gebeurt, en dat stáát er dan ook: lezen, spreken, dopen, avondmaal vieren, zingen, samenzijn.’ Het eerste couplet begint met het woordje ‘hier’ en eindigt met ‘de eerste dag’. Die woorden zijn uiteraard altijd van toepassing als we het lied op zondag in de kerk aanheffen, maar op die openingszondag in 1982 hadden ze een dubbele betekenis: de eerste dag dat wij samenkomen hier in dit nieuwe kerkgebouw.Vaak hebben gelegenheidsliederen niet zoveel waarde en betekenis buiten het moment waarvoor ze geschreven zijn. Maar het lied van Schulte Nordholt gaat zowel inhoudelijk als poëtisch-technisch ver uit boven de toevallige en al bijna vergeten aanleiding (de Ontmoetingskerk is sinds 2015 niet meer in gebruik; het gebouw huisvest thans een gezondheidscentrum…).Er zijn in het lied verschillende verwijzingen naar bijbelverhalen, zoals in strofe 2 de vraag van Filippus aan ‘de kamerling uit Morenland’: ‘verstaat gij wat gij leest?’ (Hand. 8,26vv.), en in strofe 3 het woord van Jezus ‘wie niet wordt als een kind…’ (Matt. 18,3).Qua vorm is dit gezang zonder meer uniek te noemen; ik ken geen enkel ander kerklied met deze strofevorm van vier regels met een afnemende reeks lettergrepen 11 8 7 4. Het geeft het lied een heel bijzonder karakter. In sommige strofen zijn de laatste twee korte zinnen als het ware nog even een compacte herhaling en samenvatting van waar het om gaat, een vorm die doet denken aan het parallelismus membrorum van de psalmen: ‘Hier vraagt Hij ons Hem toegewijd te wezen, / het boek des levens op te slaan –zijn heilig woord te lezen / en te verstaan.’ Er komen ernstige zaken aan de orde, maar door de vormgeving heeft het lied toch een lichte en speelse toon; enthousiast allitererend zingen wij zalige gezangen!Dorische melodieDoor de unieke strofevorm waren er geen bestaande melodieën waarop de tekst van Schulte Nordholt gezongen kon worden. Er was dus ook een nieuwe melodie nodig. Rijk Jansen (*1957, cantor-organist van de Dorpskerk in Wassenaar) koos hiervoor de krachtige en ‘strenge’ dorische modus. Niet alleen door de tekst maar ook door de melodie worden we dus herinnerd aan de psalmen! In de eerste regel krijgt het lied meteen de kenmerkende ‘Aufschwung’ naar de septiem boven de grondtoon, zoals we die ook van verschillende dorische lofliederen uit het Geneefse Psalter kennen, denk bijvoorbeeld aan de psalmen 9 en 33. Er wordt gebruik gemaakt van alle drie hexachorden: regel 1: hexachordum naturale, muterend naar durumregel 2: hexachordum durumregel 3: hexachordum molleregel 4: hexachordum naturaleRegel 3 en 4 kun je volgens de oude mutatieregels ook helemaal in het hexachordum naturale lezen, met de FA als ‘fa-super-la’:
In het ritme probeert de componist zoveel mogelijk de declamatie van de tekst te ondersteunen. De lange noten in regel 2 zijn vooral ingegeven door de tekst van de eerste strofe (‘eerbied en ontzag’) maar geven ook in de meeste andere strofen een terecht accent aan de onderliggende woorden. De kortere regels 3 en 4 verlopen geheel trapsgewijs en vormen éen doorgaande melodische lijn.In Tussentijds staat de melodie genoteerd in een 2/2 maat met maatstrepen. De (oorspronkelijke?) notatie in deel II van Zingend Geloven en OKG is zonder maatstrepen en doet naar mijn mening meer recht aan het karakter van de melodie, die zoals we zagen sterk verwant is aan de Geneefse Psalmen. Het lied moet met enige voortvarendheid gezongen worden. Het tempovoorstel van de componist is MM 78 voor de halve noot.Alternatieve melodieHet zal veel mensen ontgaan dat er bij deze tekst van Schulte Nordholt nog een tweede melodie bestaat. Het is een beetje merkwaardige kwestie: deze tweede melodie staat als Lied 66b alléén in de meerstemmige uitgave en op de cdrom-concordantie van Zingend Geloven, niet in de eenstemmige uitgave en ook niet in Tussentijds en het Oud-Katholiek Gezangboek.De tweede melodie is geschreven door Marijke Bleij en heeft een totaal ander karakter dan de wijs van Rijk Jansen. Marijke Bleij heeft vooral gezocht naar ritmische afwisseling. Het woord ‘eerbied’ in de eerste strofe wordt geaccentueerd door een melisma. Ook in de strofen 2 (levens), 5 (zingen) en 6 (samen) past dit melisma goed bij de tekst. De componiste heeft de korte regels 3 en 4 ritmisch tot één geheel gemaakt, waardoor de bijzondere poëtische vorm minder tot zijn recht komt. Mede door het melisma in regel 2 bestaat haar melodie in feite uit 3 even lange muzikale zinnen.Het ‘alla-breve’ teken suggereert een vrij snel tempo, maar het karakter van de mineurmelodie en de factuur van de meerstemmige zetting, met achtste noten en vaak harmoniewisselingen op elke kwartnoot, vragen om een rustige interpretatie. De meerstemmige bewerking kan als koorzetting en/of als orgelbegeleiding worden gebruikt. De organist kan dan het beste sommige repeterende noten laten liggen. De meerstemmige zetting kan hier gedownload worden.
2.Hier vraagt Hij ons Hem toegewijd te wezen,het boek des levens op te slaan, zijn heilig woord te lezen en te verstaan.3.Hier mogen wij de kind’ren laten dopenen zelf weer worden als een kindmet onze harten openen welgezind.4.Hier noodt God ons met uitgestrekte armenom gasten aan zijn dis te zijnen schenkt in zijn erbarmenons brood en wijn.5.Hier zingen wij de zalige gezangen.Hij is ons zingen zeer nabij.Ons eeuwige verlangenverzadigt Hij.6.Hier mogen wij elkaar als mens ontmoetenen allen samen groot en kleinals heiligen begroetenzoals wij zijn.
*) In: Het landvolk. ‘Oosterbeekse gedichten’ van de dichters die werkten aan de Nieuwe Psalmberijming. Uitgeverij Holland, Amsterdam 1958.
DAVIDHet is begonnen met David,die zo mooi zingen kon.David is dood, dichtersgaan onder en op als een zon.Hij heeft zo van het leven gehouden,gespeeld en gedanst en gekust,hij heeft zo aan het leven geleden,nu is hij in diepe rust.Maar overal op de bergenrondom Jeruzalem,overal op de aardehoort men zijn heerlijke stem.Overal op de orgelslegt hij zijn hand aan de harpmet zijn hemel zo in zijn schik.En overal heeft hij zijn volgers,Vondel, Revius, Scharp,Wim Barnard, Jan Wit en ik.
Gepubliceerd in M&L 2011 nr.5 met gebruikmaking van gedeelten vanhet ‘In memoriam J.W. Schulte Nordholt’ uit HO 1995 nr.11 Laatste bewerking en aanvulling jan. 2023.
De Ontmoeting in Voorschoten was een tamelijk onopvallende zaalkerk zonder toren, geen monumentaal gebouw. Achter het later gebouwde transfor-matorhuisje zien we nog net een wand-plastiek met opvliegende vogels. De maker wordt niet vermeld. Afbeelding: Google streetview.