© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Maarten Luther en het kerklied – hoe het begon
Wie
‘Maarten
Luther’
zegt,
zegt
‘kerklied’.
Niet
voor
niets
begint
de
homepage
van
deze
website
met
een
uitspraak
van
Luther!
De
gehele
reformatorische
kerkliedtraditie
gaat
voor
een
zeer
belangrijk
deel
terug
op
Luther.
Oók
het
gereformeerde
psalmgezang.
Want
Calvijn
liet
zich
inspi
-
reren door de liederen die hij in de duitstalige lutherse gemeente in Straatsburg hoorde zingen.
Luthers
eigen
liedproduktie
is
eigenlijk
vrij
klein.
Hij
heeft
37
kerkliederen
geschreven.
Het
merendeel
ervan
ontstond
tussen
1523
en
1525;
daarna
heeft
hij
slechts
af
en
toen
nog
een
lied
aan
zijn
oeuvre
toegevoegd.
De
reformator
is
er
laat
mee
begonnen;
hij
was
al
bijna
veertig
toen
hij
zijn
eerste
lied
schreef.
En
de
aanleiding
lag
in
de
zuidelijke
Nederlanden,
in
Antwerpen
en
Brussel.
Luther
was
door
een
diep
dal
gegaan.
Vasten,
zelfkastijding,
urenlange
biecht,
–
het
bracht
hem
geen
vrede
met
God.
Hoe
zou
hij
als
zondig
mens
kunnen
bestaan
voor
het
aangezicht
van
de
Almachtige?
Maar
toen
hij
in
het
diepste
donker
was
zag
hij
licht.
God
antwoordde
hem
vanuit
de
Heilige
Schrift.
Later
schreef
hij
daarover:
‘Ik
bleef
maar
bonzen
tegen
dat
woord
van
Paulus:
de
rechtvaardige
zal
door
zijn
geloof
leven.
En
ineens
zag
ik
het:
wij
leven,
wij
leven
niet
door
ons
doen
maar
door
Gods
schenkende
gerechtigheid
in
Christus.
Toen
werd
die
tekst
van
Paulus
mij
tot een
porta paradisi
, deur van het paradijs.’
Het
was
niet
zomaar
een
nieuwe,
wetenschappelijk
interessante
exegese.
Voor
Luther
was
het
bekering,
redding,
bevrijding,
nieuw
leven.
Gods
genade
die
de
mens
in
Christus
ten
deel
valt,
–
hij
kan
er
niet
over
zwijgen
en
hij
getuigt
ervan,
eerst
in
zijn
colleges
en
preken
en
al
spoedig
ook
in geschrifte.
Luther
was
een
Augustijner
monnik.
De
verbreiding
van
zijn
ideeën
ging
in
eerste
instantie
dan
ook
via
de
Augustijner
kloosters.
Een
belangrijke
rol
daarbij
speelde
het
Augustijner
klooster
in
Antwerpen,
dat
nauwe
relaties
met
Wittenberg
onderhield.
De
broeders
predikten
er
de
nieuwe
leer,
en
de
Antwerpe
naren
kwamen
in
zo
groten
getale
luisteren
dat
de
kloosterkapel
met
gaanderijen
moest
worden
vergroot.
En
Erasmus
schrijft
in
1518:
‘hier
heb
je
alle
boeken
van
Luther onder handbereik’.
Inquisitie
Een
dergelijk
broeinest
van
ketterij
kon
door
Rome
uiteraard
niet
getolereerd
worden.
Al
spoedig
werden
er
maatregelen
genomen.
De
geschriften
van
de
reformator
werden
verboden
en
er
vond
in
Antwerpen
een
grote
boekverbranding
plaats.
Toen
dat
niet
hielp
besloot
de
Inquisitie
in
1522
tot
hardere
maatregelen.
Alle
Augustijner
monniken
in
Antwerpen
werden
gevangengenomen.
Na
een
streng
verhoor
herriepen
de
meesten
hun
opvattingen.
Drie
hielden
stand;
ze
moesten
in
Brussel
voor
een
rechtbank
van
de
inquisitie
verschijnen.
Daar
hielden
ze
vol
dat
het
Pausdom
niet
door
Christus
was
ingesteld,
dat
er
slechts
drie
sacramenten
waren
(doop,
avondmaal
en
biecht)
en
dat
de
aflaathandel
uit
den
boze
was.
Maar
vooral
getuigden
ze
dat
niemand
iets
mag
geloven
dat
niet
in
Gods
Woord
wordt
geleerd,
en
dat
de
verlossing
van
de
mens
alleen
afhangt
van
Gods
genade.
Twee
van
de
drie
jonge
monniken,
Hendrik
Vos
(Voes)
en
Johannes
Esch
(van
Essen),
blijven
bij
hun
getuigenis,
ook
bij
veroordeling
tot
de
brandstapel.
Wat
er
met
de
derde
is
ge
-
beurd,
is
niet
bekend;
Erasmus
schrijft
aan
Zwingli
dat
hij
bij
geruchte
heeft
vernomen
dat
ook
de
derde broeder ter dood is gebracht (zie kader onderaan deze pagina).
De
lutherse
theoloog
prof.
W.J.Kooiman
heeft
aan
de
hand
van
de
beschikbare
bronnen
uit
die
tijd
een beschrijving gegeven van de procesgang en van de voltrekking van het vonnis.
Het
is
de
1
e
juli
1523.
Op
het
fraaie
marktplein
in
Brussel
is
een
brandstapel
opgericht.
Ook
is
er
een
altaar
gebouwd
en
een
preekstoel.
Bovendien
een
breed
podium;
daarop
zitten
de
theologische
professoren
en
de
abten
in
vol
ornaat.
Monniken
met
het
kruisvaandel
voorop
komen
in
processie
de
markt
op
en
scharen
zich
om
het
schavot.
Dan
–
het
is
elf
uur
in
de
morgen
–
wordt
de
jongste
der
veroordeelden
uit
het
raadhuis
gehaald.
Hij
is
in
het
priesterlijk
gewaad
gekleed,
alsof
hij
zo
de
mis
zal
gaan
celebreren.
Hij
knielt
voor
het
altaar.
Een
Franciscaner
monnik
begint
te
preken.
Onderwijl
wordt
de
martelaar
door
een
bisschop
ontwijd:
stuk
voor
stuk
worden
hem
de
onderdelen
van
zijn
priesterornaat
afgenomen.
Een
vol
uur
duurt
deze
plechtigheid.
Dan
wordt
de
tweede
voorgeleid.
Het
spel
herhaalt
zich.
In
plaats
van
hun
priesterkleding
wordt
de
eerste
een
gele,
de
tweede
een
zwarte
mantel
aangetrokken.
Daarmee
heeft
de
kerkelijke
rechtbank
zijn
taak
volbracht.
De
slachtoffers
worden
nu
aan
de
wereldlijke
rechter
overgegeven
om
het
vonnis
te
voltrekken. Want de Kerk vergiet geen bloed...
Vier
biechtvaders
proberen
tot
op
het
laatste
moment
de
jonge
mannen
nog
tot
andere
gedachten
te brengen. Maar niets helpt. Ze zijn bereid om voor de evangelische waarheid te sterven.
Erasmus
vertelt
(zijn
zegsman
is
de
beul
zelf)
hoe
zij
aan
de
paal
gebonden
worden.
En
als
de
vlammen
hen
naderen
heffen
zij
lofliederen
aan,
totdat
hun
stem
verstikt
in
rook
en
vuur.
Om
drie
uur in de middag is alles voorbij.
Het bloed der martelaren
De
harde,
onderdrukkende
maatregelen
van
de
inquisitie
werken
natuurlijk
averechts.
De
dood
van
de
twee
monniken
maakt
grote
indruk
in
heel
Europa.
De
ideeën
van
Luther
móeten
wel
belangrijk zijn, als mensen zelfs bereid zijn ervoor te sterven!
Als
het
bericht
Luther
bereikt
is
hij
geschokt.
Hij
had
verwacht
dat
hijzelf
de
eerste
zou
zijn
die
terwille
van
de
nieuw
ontdekte
evangelische
waarheid
gemarteld
zou
worden.
Maar
het
waren
anderen
‘die
met
hun
bloed
het
Evangelie
van
Christus
mochten[!]
bekrachtigen’,
zo
schrijft
hij
in
een
open
brief
aan
de
gelovigen
in
de
Nederlanden.
Hieronder
een
fragment
(ik
heb
alleen
de
spelling aangepast):
Martinus Luther E W
[
E W = Ecclesiastes Witebergensis, Predikant in Wittenberg]
Allen
lieben
Brüdern
in
Christo,
so
in
Holland,
Brabant
und
Flandern
sind,
samt
allen
Gläubigen
in
Christo, Gnade und Friede von Gott unserm Vater und unserm Herrn Jesu Christo.
Lob
und
Dank
sei
dem
Vater
aller
Barmherzigkeit,
der
uns
zu
dieser
Zeit
wiederum
sehen
läßt
sein
wunderbares
Licht
[…]
Denn
euch
ist
es
für
aller
Welt
gegeben,
das
Evangelium
nicht
alleine
zu
hören
und
Christum
zu
erkennen,
sondern
auch
die
ersten
zu
sein,
die
um
Christus
willen
jetzt
Schand
und
Schaden,
Angst
und
Not,
Gefängnis
und
[Ge]fährlichkeit
leiden,
und
nun
so
in
voller
Frücht
und
Stärcke
worden
daß
ihr
es
auch
mit
eigenem
Blut
begossen
und
bekräftigt
habt,
da
bei
euch
die
zwei
edle
Kleinod
Christi,
Hinricus
und
Johannes
zu
Brüssel
ihr
Leben
gering
geachtet
haben, auf daß Christus mit seinem Wort gepreiset würde.
En
dan
schrijft
hij
zijn
allereerste
lied,
–
geen
kerklied
maar
een
lange
ballade
van
aanvankelijk
tien,
later
twaalf
coupletten
(10
en
11
zijn
naderhand
ingevoegd)
over
de
Brusselse
martelaren:
Ein
neues
Lied
wir
heben
an
.
De
hele
gebeurtenis
in
Brussel
wordt
er
in
verteld.
Ook
dat
lied
vindt
al
snel
z’n
weg
naar
Nederland;
het
wordt
vertaald,
en
gedrukte
exemplaren
ervan
worden
als
‘Fliegende Blätter’, losse liedblaadjes, verspreid.
De Nederlandse tekst
De
Nederlandse
vertaling
vertoont
sporen
van
haast
en
heeft
hier
en
daar
iets
onbeholpens,
–
maar
juist
daar
door
komt
de
tekst
heel
authentiek
over.
Je
proeft
iets
van
de
hevig
heid
van
de
indruk
die
het
gebeuren in Brussel gemaakt moet hebben. Ik licht er zes strofen uit.
Strofe 1 en 2
De
jonge
monniken
worden
aan
ons
voorgesteld:
Johannes en Heinrick. Zij hebben de martelaarskroon verworven.
Strofe 5
Mét hun habijt wordt hun ook de wijding ontnomen.
Strofe 7
De
inhoud
van
hun
ketterij
wordt
schriftelijk
vastgelegd
in
62
punten.
In
het
lied
heet
dat
‘een
briefken’.
Omdat
zij
hun
getuigenis
niet herriepen ‘moesten sy verbernen’, verbrand worden.
Strofe 10
Deze
twee
getuigen
zijn
nu
wel
verbrand,
maar
daar
door
is
de
rechte
leer
nog
niet
tot
zwijgen
gebracht.
De
as
van
de
martelaren
stuift
over
heel
Europa.
Geen
enkel
verdedigings
werk
kan
daar
tegen
helpen!
Strofe 12
De
tegenstanders
blijven
liegen
(ze
verspreiden
zelfs
het
gerucht
dat
de
twee
jonge
monniken
op
het
laatste
moment,
in
het
aangezicht
van
de
dood,
hun
dwaling
herroepen
zouden
hebben).
Maar
dat
helpt
ze
niet;
er
breekt
een
nieuw
tijdperk
aan.
Luther
gebruikt
de
woorden
van
een
bekend
volkslied:
de
zomer
staat
nu
voor
de
deur
‘de
winter is vergangen’.
De melodie
Luther
heeft
waarschijnlijk
ook
zelf
de
melodie
gecomponeerd;
we
herkennen
er
motieven
in
die
later
terug
komen
in
Een
vaste
burcht
.
Het
lied
heeft
de
barvorm
AAB
van
de
Meistersinger:
een
Aufgesang
,
bestaande
uit
twee
melodisch
identieke
Stollen
,
en
een
Abgesang
met
nieuw
melodisch
materiaal.
(Vaak
klinkt
er
aan
het
eind
van
B
nog
een
motief
uit
A,
maar
dat
is
hier
niet
het geval.)
De
melodie
maakt
een
opvallend
‘moderne’
indruk.
Het
lied
lijkt
in
F-groot
te
staan,
–
maar
dan
zou
de
laatste
regel
op
f
moeten
eindigen
en
niet
op
c
.
Het
lied
staat
dan
ook
niet
in
majeur
maar
in
een
‘voorstadium’
daarvan:
de
modus
of
‘kerktoonsoort’
f-
lydisch
(vandaar
de
opvallend
hoge
notatie
van
f
1
tot
g
2
)
met
een
vaste
bes,
en
we
moeten
dus
niet
in
octaven
maar
in
hexachorden
denken.
De
regels
2-3
en
5-6
staan
in
het
hexachordum
molle
(
F
=
UT
)
1,
4
en
7
in
het
(hoge)
hexachordum naturale
(
C
=
UT
). Zowel het
Aufgesang
als het
Abgesang
eindigt dus op
UT
(of
DO
).
Overigens
komt
de
melodie
in
twee
versies
voor,
met
een
afsluiting
op
c
,
zoals
hierboven
beschreven,
en
met een afsluiting op een hoge
f
:
1524 Luther,
Erfurter Enchiridon
(zie boven aan deze pagina):
f
1525 Walter,
Geystliches Gesangbüchlein
(meerstemmig):
c
1537 Walter,
Geystliches Gesangbüchlein
(meerstemmig):
f
1545
Gesangbuch Leipzig
(uitg. Valentin Babst; zie vb. rechts):
c
Ik
ben
ervan
overtuigd
dat
de
‘lydische’
lezing
met
c
de
meest
authentieke
is,
en
dat
deze
om
die
reden
in
eerste
instantie
door
Johann
Walter
als
cantus
firmus
gebruikt
is.
Ook
in
de
zogenaamde
‘Ausgabe
letzter Hand’
*)
van 1545 heeft deze versie de voorkeur gekregen.
Een
vergelijkbare
‘mutatie’
zien
we
ook
bij
het
lied
Christ unser Herr zum Jordan kam
,
een
dorische
melodie
waar
van
het
Aufgesang
op
d
eindigt
(=
RE
in
het
hexachordum
naturale)
en
het
Abgesang
op
a
(=
RE
in
het
hexachordum
durum).
Merk
op
dat
in
beide
liederen
de
laatste
regel
een
Waise
is,
een
‘weesregel’ die niet rijmt op één van de voorgaande regels.
*)
De
vaak
gebruikte
aanduiding
‘Ausgabe
letzter
Hand’
is
misleidend;
Luther
schreef
weliswaar
het
voorwoord,
maar
heeft
geen bemoeienis gehad met de samenstelling van de bundel.
Een nieuwe liedt wy heven aen
1.
Een nieuwe Liedt wy heven aen,
Des wolde Godt onse Heere,
Toe singhen wat Godt heeft gedaen,
Tot sijnen lof ende eere,
Te Bruesel in dat Nederlant,
Wel door twee jonghe knapen,
Heeft hy sijn wonder macht bekant,
Die hy met sijnen gaven,
Soo rijckelijck heeft ghetzieret.
2.
De eerst recht wel Johannes hiet,
Soo rijck aen Godes hulden,
Sijn broeder Heinrick nae den Geest,
Een rechter Christ sonder schulden,
Van dees werelt ghescheyden sint,
Sy hebben die croon verworven,
Recht als die vroome Godes kint,
Voor sijn woort sint sy ghestorven,
Sijn Martelaers sijnse worden.
5.
Sy beroofden haer dat clooster cleet,
Die wijing sy haer oock namen,
Die knaepkens waren des bereet,
Ende spraken vrolijck Amen,
Sy dankten haren Vader Godt,
Dat sy los souden weerden,
Des duyvels kuckelspel en spot,
Daer in door valsche ghebeerden,
Die werelt gheheel verkeerden.
7.
Men schreef hem voor een brifken cleyn,
Dat hietmen haer selver lesen,
Die stucken schreven sy daer in,
Wat haer gheloof was ghewesen,
Die hoochste doeling dese waer,
Men moet alleen Godt ghelooven,
Die mensch liecht en bedriecht voorwaer,
Den en salmen niet betrouwen,
Daerom moesten sy verbernen.
10.
Die assch' en wil niet laten af.
Sy stuift in alle de landen.
Daer en helpt beeck, cuyl, gracht noch graf,
Sy maeckt den vyandt ter schanden,
Doen hy int leven doer den moort
Hem te swijghen heeft ghedrongen
Den moet hy doot aen allen oort
Met aller stemmen en tonghen
Geheel vrolijck laten singhen.
12.
Wy laten haer lieghen immerdaer
Sy en hebbens gheen beroemen
Wy souden dancken Godt voorwaer
Sijn woort is wederom coemen.
Die Somer is hart voor die doer
Die winter die is verghangen
Die edel bloemkens gaen hervoer
Die dat heeft aanghevangen
Die sal het oock wel voleynden.
Gedeelte van de presentatietekst van het IKON-radioprogramma In de
gloria van 18-02-1996 t.g.v. de 450ste sterfdag van Luther.
Tevens gebruikt voor een korter artikel in Sjofar, kerkblad van de Kruiskerk
te Amstelveen, april 1996.
Voor deze website herzien en uitgebreid in maart 2021.
Bronnen:
- W.J. Kooiman, Luther, zijn weg en werk. Amsterdam, 1962.
- id., Luther’s kerklied in de Nederlanden. Amsterdam, 1943.
- J.T. Bakker, Luther in de spiegel van zijn liederen (Kamper Cahiers deel 49), Kampen, 1983.
- J. Heimrath en M. Korth, D.Martinus Luther. Ein feste Burg. Luthers Kirchenlieder nach der
Ausgabe letzter Hand von 1545. München/ Zürich 1983.
- Martin Geck, Luthers Lieder, Leuchttürme der Reformation. Hildesheim, 2017.
N.B. Voorin dit laatste boek staat een ernstig verminkte versie van Luthers eerste lied, waar-
schijnlijk uitgetypt door een student van Geck die geen Fraktur-letters kon lezen en het
notenschrift niet goed beheerste…
- J. Trapman, Luther is mij volkomen vreemd. Uit de brieven van Erasmus. Vertaald en ingeleid
door J. Trapman. Weesp, 1983.
1
2
3
4
5
6
7
Weergave
in
modern
noten
schrift
van
het
martelaren
-
lied
van
Luther
zoals
afgedrukt
in
het
Gesangbuch
van
Valentin Babst (Leipzig 1545).
In
het
opschrift
staat
een
druk
fout;
het
jaartal
moet
uiteraard 1523 zijn.
Het
lied
wordt
gezongen
door
Peter
Schreier.
Zie
Youtube:
Musik der Reformation Peter Schreier.
Erasmus
Hierboven
is
een
paar
keer
de
naam
van
Erasmus
gevallen.
Aanvankelijk
was
Erasmus
het
eens
met
de
ideeën
van
Luther;
hij
zag
in
hem
een
medestrijder
tegen
de
wantoestanden
in
de
kerk.
Maar
later
werd
Luther
naar
zijn
gevoel
veel
te
fanatiek.
En
toen
duidelijk
werd
dat
Luthers
optreden
zou
leiden
tot
een
scheuring
in
de
kerk
distantieerde
hij
zich
steeds
meer
van
hem.
Tekenend
is
de
brief
die
Erasmus
schreef
aan
de
Zwitserse
hervormer
Zwingli,
in
augustus
1523,
dus
kort
na
de
terechtstelling
van de monniken in Brussel. Een fragment:
B
azel, 31 augustus
[1523]
Beste Zwingli,
Door
uw
brief
had
ik
een
aangenaam
onderhoud
met
u.
Het
gerucht
heeft
ons
hier
bereikt
dat
ook
die
derde
augustijn
is
verbrand,
daags
na
Onze-Lieve-Vrouw-visitatie
[2
juli;
wk]
.
Want
de
dag
daarvoor
zijn
er
twee
verbrand.
Of
ik
hun
dood
moet
betreuren
weet
ik
niet.
In
elk
geval
zijn
zij
met
zeer
grote
en
zeldzame
standvastigheid
gestorven,
niet
ter
wille
van
geloofsartikelen,
maar
van
de
paradoxen
van
Luther,
waarvoor
ik
niet zou willen sterven, omdat ik ze niet begrijp. Ik weet dat het eervol is voor Christus te sterven.
De
vromen
heeft
het
nooit
ontbroken
aan
leed,
maar
dat
treft
ook
goddelozen.
En
hij
die
die
dikwijls
de
gedaante
aanneemt
van
de
engel
des
lichts
[de
duivel;
wk]
kent
vele
listen.
En
de
gave
van
de
onderscheiding
der
geesten
is
zeldzaam.
Luther
geeft
bepaalde
raadsels
op
die
er
als
absurditeiten
uitzien.
Zoals:
'alle
werken
van
de
heiligen
zijn
zonden
die
Gods
vergeving
en
ontferming
nodig
hebben’;
de
'vrije
wil
is
een
woord
zonder
inhoud';
'de
mens
wordt
alleen
door
het
geloof
gerechtvaardigd,
de
werken
doen
niet
ter
zake'.
Ik
zie
niet
in,
welk nut het heeft te discussiëren over de vraag hoe men dit alles volgens Luther dient op te vatten.
(vertaling uit het latijn: J. Trapman)
uit: Adriaan Cornelisz van Haemstede, De gheschie-
denisse ende den doodt der vromer Martelaren, 1559
De
eerste
pagina
van
het
lied
in
het
Erfurter
Enchiri
-
dion
,
1524.
De
volledige
Duitse
tekst
is
o.a.
te
vinden
op
Wiki
pedia
.
“soo
hebben
sy
ten
laetsten
besloten
sulcke
hartneckighe
ketters
(als
sy
se
noemden)
den
wereltlicken
Rechter
over
te
leveren
(gelijc
als
Christus
Pilato
en
de
Heydenen
overghelevert
wert) om te dooden.”
Een
wel
heel
bijzondere
edi
tie
van
Luthers
brief
is
de
uitgave
in
1941
door
H.N.
Werk
man
en
De
Blauwe
Schuyt
.
Voor
de
goede
verstaander
was
het
een
hart
onder
de
riem
tijdens
de
Duitse
be
-
zetting.
Het
boekje
is
te
bekijken
op
de
website
van
de
Koninklijke
Biblio
-
theek.
Hendrik
Vos
was
afkomstig
uit
Den
Bosch.
In
de
Her
-
vormde
Kerk
aldaar
is
in
1923
een
gedenkplaat
aan
-
gebracht (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed Brabant).