© Wim Kloppenburg. Laatste update 27 december 2024.
Made with Xara Web Designer+
Vroeger moest je als concertbezoeker bij kooruitvoeringen vaak genoegen met een summier
programmablaadje waarop slechts de titel van het werk, de componist en de namen van de
uitvoerenden waren afgedrukt. Dankzij computer, printer en kopieerapparaat is er tegenwoordig
gelukkig vrijwel altijd een programmaboekje beschikbaar met de complete teksten van de te zingen
werken. Niet-nederlandse teksten worden meestal afgedrukt mét een vertaling ernaast. Bij
geestelijke motetten of cantates op een tekst uit de Bijbel maken de samenstellers vaak gebruik van
de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV 2004), waarschijnlijk in de veronderstelling dat de nieuwste vertaling
ook de beste is. Maar soms stuit je op vreemde en soms zelfs storende verschillen. Zo woonde ik
eens een uitvoering bij van In the Beginning (1947) van Aaron Copland (1900-1990), een veeleisend
werk voor mezzosopraan en achtstemmig koor a cappella. De tekst van deze compositie is het
complete scheppingsverhaal: Genesis 1,1 t/m 2,7 volgens de King James Bible (KJB). In het
programmaboekje was de volledige tekst afgedrukt, met een Nederlandse vertaling. Ook in dit geval
had de samensteller van het programmaboekje daarvoor de NBV gebruikt.
Dat KJB en NBV niet woord voor woord overeenkomen is begrijpelijk, de KJB is van 1611, de NBV van
2004. Wat dat betreft had men misschien beter voor de Statenvertaling van 1637 kunnen kiezen.
Maar wat mij in dit geval vooral stoorde was het feit dat de NBV belangrijke woorden en
zinsconstructies niet alleen moderniseert – dat zou je nog kunnen verdedigen – maar soms gewoon
weglaat. Als voorbeeld een paar verzen (11 en 24) uit Genesis 1:
And God said: Let the earth bring forth grass, the herb yielding seed, and the fruit tree yielding
fruit after his kind…
And God said: Let the earth bring forth the living creature after his kind, cattle, and creeping
thing, and beast of the earth after his kind, and it was so.
Opvallend zijn hier de woorden ‘after his kind’. Die woorden ‘naar zijn aard’ – of in het meervoud:
‘naar hun aard’ – komen in Genesis 1 in totaal tien maal voor als vertaling van het hebreeuwse
lemina of lemineehoe (min = aard, soort). Vrijwel alle Nederlandse bijbelvertalingen hebben hier
‘naar zijn/hun aard’ (Statenvertaling: ‘nae sijnen aart’). In Duitse vertalingen staat sinds de Luther-
bijbel-1545: ‘nach seiner Art’. In Franse bijbels vinden we ‘selon son espèce’. De Vulgaat gebruikt het
woord ‘genus’: in genere suo. De Septuagint heeft κὰτα γένος.
Maar de redacteuren van de Nieuwe Bijbelvertaling vonden het blijkbaar saai, tien keer ‘naar zijn/hun
aard’. Nergens voor nodig. Voor de moderne mens moet je het scheppingsverhaal een beetje vlotter
vertalen. Laat dat ‘naar zijn aard’ maar helemaal weg:
God zei: Overal op aarde moet jong groen ontkiemen: zaadvormende planten en allerlei bomen
die vruchten dragen met zaad erin…
God zei: De aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde
dieren. En zo gebeurde het.
Terwijl het origineel juist zo veelbetekenend maar ook zo leuk, zo geestig is! Ten eerste geeft dat
steeds herhaalde ‘after his kind’ structuur aan het verhaal. Het valt op en het houdt je bij de les. En
het maakt het verhaal fantastisch beeldend. Ik stel het me altijd zó voor: God is naar hartelust aan
het scheppen. Hij ‘bedenkt’ de ene fruitboom na de andere; en dan stáát zo’n boom er ook meteen,
nog sneller dan een time lapse in een moderne natuurfilm (en daarom moet het slot van vers 24 naar
mijn mening luiden ‘En het wás alzo’, en niet ‘En zo gebeurde het’).
De engelen kijken hun ogen uit. ‘O Eeuwige, geprezen zij uw naam’, verstout een engel zich te
zeggen, ‘vergeef mij dat ik U stoor bij uw scheppingswerk, maar wat voor boom is dit?’ ‘Dit is een
fruitboom’ antwoordt de Heer. ‘En wat voor vruchten brengt deze boom voort?’ vraagt de engel.
‘Appels natuurlijk’, antwoordt de Eeuwige een beetje ongeduldig. ‘Het is een appelboom, dus hij
brengt appels voort, naar zijn aard.’
Je kunt je ook even verplaatsen in de gedachtenwereld van de anonieme auteur van het scheppings-
verhaal. Hij is helemaal vol van de wondere schoonheid van de schepping. Denk alleen al aan die
heerlijke vruchten van de vijgeboom, de moerbeiboom, de appelboom – die heeft hij straks nog nodig
in het verhaal! – en dan nog de bramen en de druiven... het is te veel om op te noemen, er is geen
beginnen aan. En dus vat hij het maar samen in ‘alle bomen die vruchten dragen naar hun aard’, en
‘alle krioelende dieren naar hun aard’, ‘het gevogelte, elk naar zijn aard’ – en zo gaat hij verder, alle
planten en alle dieren, elk schepsel, naar zijn aard; tien keer lezen we die woorden. En hij hoopt dat
zijn lezers daarbij de veelheid en de volheid van de schepping voor zich zullen zien.
Laten we de betreffende verzen er nog even uitlichten:
11. En God zeide: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die
vruchten dragen naar hun aard…
12. En de aarde bracht jong groen voort, gewas dat zaad geeft naar zijn aard, en geboomte, dat
vruchten draagt naar zijn aard…
––––––
20. En God zeide: Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de
aarde vliege langs het uitspansel des hemels.
21. Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren
wemelen, naar hun aard en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard…
––––––
24. En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard,
vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo.
25. En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard
en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard…
De rabbijn, die het verhaal voorleest aan zijn Thora-klasje, pauzeert nu even. Jongens, luister goed
wat er nu komt, want toen schiep de Eeuwige de méns – ‘naar zijn aard!’ roept een slimme leerling
die goed heeft opgelet. Maar nee, de elfde keer staat er iets anders geschreven, de refreinregel is
gewijzigd: God schiep de mens – naar Zijn eigen beeld en gelijkenis. De mens, geschapen naar Gods
beeld – ongelofelijk!
26. En God zeide: Laat Ons mensen maken… naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij
heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de
gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
27. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw
schiep Hij hen.
Nadat we tien keer diezelfde bewoording hebben gehoord, kan het verschil ons niet meer ontgaan:
tenslotte wordt de mens geschapen, nu níet meer ‘after his kind’, maar ‘in the image of God’, naar
Gods eigen beeld en gelijkenis. Die ‘saaie herhaling’ is dus onmisbaar in het verhaal! In de NBV gaat
de hele pointe verloren. Jammer…
In the Beginning…
Genesis 1,20-21, gravure, Rijksmuseum Amsterdam
Nicolaes de Bruyn, naar Maerten de Vos, 1581-1656
Gepubliceerd in M&L 2013 nr.3.
Bewerkt en ingekort okt. 2020.
(In M&L staan meer voorbeelden van bijbelteksten)
Aanvulling oktober 2021
Al op de eerste pagina van de Nieuwe Bijbelvertaling NBV21 vallen de vele verbeteringen op. In vers 2 is het storende woordje
‘nog’ geschrapt (God heeft immers óók de tijd geschapen), en er is zorgvuldiger omgegaan met de woordjes ‘en’ en ‘maar’:
2004: De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water.
2021: De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest.
Ook het probleem dat ontstond door het afschaffen van de aanvoegende wijs (waarom moest dat eigenlijk?!) is mooier
opgelost dan in de NBV van 2004.
2004: God zei: ‘Er moet licht komen’.
2021: God zei: ‘Laat er licht zijn’.
Het tienvoudige lemina/lemineehoe dat in de vertaling van 2004 ontbrak, is in de NBV21 gelukkig wél aanwezig. Alleen heeft
men het vertaald als ‘alle soorten’, een woordkeuze die naar mijn gevoel te neutraal en te weinig markant is. ‘Naar zijn/hun
aard’ valt veel meer op en geeft, zoals ik hierboven betoogde, structuur aan het verhaal.
De toelichting bij de Nieuwe Bijbel-
vertaling op de website van de NBG is
hier niet erg overtuigend:
Het woord ‘allerlei’ is gekozen ter ver-
taling van het traditionele ‘naar hun
aard’, zoals de NBG-vertaling 1951
heeft. Vermoedelijk houdt dit hier in
dat elke vruchtboom zijn eigen soort
vruchten draagt. ‘Naar hun aard’ is
dan: ‘naar hun verschillende soorten’.
Dit betoog van de vertalers klopt niet,
want in de NBV komt het woord ‘aller-
lei’ in Genesis 1 slechts vier keer voor;
het is dus bepaald geen consequente
weergave van het tienvoudige ‘naar
hun aard’.