© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Gepubliceerd in M&L 2003 nr.4.
t.Muus Jacobse, m.Jan Boeke. LbK gz.4;GvL 554
‘Ingedampt frygisch’
De tekst
De inhoud en betekenis van gezang 4 uit het Liedboek voor de Kerken worden
beknopt en duidelijk samengevat door de dichter zelf. Muus Jacobse (pseudoniem van
Klaas Hanzen Heeroma) noteerde in het Compendium bij het LbK:
Een pascha-lied, een lied van de tocht, die telkens weer herdenkenderwijs
geactualiseerd moet worden, uit het doodsland Egypte naar het beloofde land des
levens Kanaän. Zij die het zingen eten, reisvaardig, weer de maaltijd die hun geboden
is. Het bloed van het lam is als een bevrijdend teken aan hun deurpost. De doodsengel
gaat hun huis voorbij, zij zijn vrijgekocht, zij mogen uittrekken door het water van de
Rode Zee, geleid door wolk en vuurkolom. De beelden van het lied zijn ontleend aan
Exodus 12 en 13. Herdenkend worden ze opgeroepen om opnieuw de levensreis te
richten.
Het is een sterk en kenmerkend aspect in bijna alle liederen van Muus Jacobse: het
present stellen en actualiseren van het bijbelverhaal. Wij zijn erbij aanwezig (‘Wij
willen de bruiloftsgasten zijn’, LB 525; ‘Wij hebben Gods natuur gepacht’, LbK gz.61,
etc.). Bij het Exodusverhaal is die actualisering bijna vanzelfsprekend. Immers, nog
altijd begint de sedermaaltijd in het Joodse gezin met de vraag van het jongste kind,
gesteld in de tegenwoordige tijd: ‘Waarom is deze nacht anders dan de andere
nachten?’
De melodie
Voor Jan Boeke (1921-1993) riep de tekst van Muus Jacobse direct de frygische
modus op: ‘huiver, klacht, maar ook iets van extase’. Voor de strofen 4, 5 en 6
schreef hij toen de melodie die in het Liedboek staat afgedrukt, ‘met een vallende
tendens en het accent op de kleine secunde’. Voor de strofen 1, 2 en 3 zocht hij
echter naar een andere klankkleur, die hij vond in een toonsysteem waarin de kleine
secunde een nog belangrijker rol speelt, namelijk de octotoniek, een soort
samengebald, ‘ingedampt’ frygisch.
De octotonische (achttonige) toonladder, die ook ten grondslag ligt aan de bekende
modus conjunctus van Anthon van der Horst, bestaat uit een regelmatige afwisseling
van hele en halve toonsafstanden. Aangezien de reeks in feite een ketting van kleine
tertsen is, bestaan er qua toonmateriaal slechts drie verschillende mogelijkheden:
A.
B.
C.
Boeke gebruikt voor de regels 1, 2 en 4 reeks C; van de derde regel is de eerste helft
(e-g-a-bes) gebaseerd op B, de tweede helft (c-b-a-gis) op A. De melodie is bedoeld
voor de strofen 1, 2 en 3, te zingen door koor of solist, waarna de gemeente de
strofen 4, 5 en 6 zingt volgens het Liedboek.
Later heeft Boeke regel 3 gewijzigd in ‘gewoon frygisch’, als voorbereiding voor de
inzet van de gemeente-melodie:
Bronnen:
W.G. Overbosch e.a. (red.), Compendium bij de 491 gezangen van
het Liedboek voor de Kerken. Amsterdam 1978
2..
k.154v. en 1186vv.
2.
Engel des doods, ga ons voorbij.
Zie op het bloed dat als een teken
aan onze deurpost is gestreken.
Engel, ga onze deur voorbij.
3.
Wij eten haastig in de nacht
kruiden en ongezuurde broden.
Wij doen wat Gij ons hebt geboden,
wij eten 't lam door ons geslacht.
4.
Wij staan reisvaardig tot de tocht
naar 't goede land van Jakobs kindren.
Geen Rode Zee kan meer verhindren
die van de dood zijn vrijgekocht.
5.
Doe Gij ons door het water gaan
en laat uw wolkkolom ons richten,
uw vuurkolom ons ’s nachts verlichten!
Maak onze voet een vaste baan!
6.
Neem onze reisstaf in uw hand
en wijs ons weer, als in de dagen
dat Gij Egypte hebt geslagen,
de weg naar het beloofde land.
De octotonische melodie voor de strofen 1 t/m 3