© Wim Kloppenburg. Laatste update 15 oktober 2024.
Made with Xara Web Designer+
Op 13 januari, de octaafdag van Epifanie, wordt Johannes 1,29-34 gelezen, de doop van Jezus in de Jordaan (tegenwoordig wordt dit feest gewoonlijk verplaatst naar de dichtstbijzijnde zondag). Het lutherse zondagslied voor deze dag is ‘Christ unser Herr zum Jordan kam’, één van Luthers catechismusliederen. In de tijd van de Reformatie konden veel mensen niet lezen en schrijven. Daarom werden de belangrijkste leerstukken en geloofswaarheden in liedvorm samengevat; ze waren dan gemakke- lijker te memoriseren. Luther zette als opschrift boven dit lied Ein Geistlich Lied / Von unser heiligen Tauffe/ Darin fein kurtz gefasset / Was sie sey? Wer sie gestifftet habe? Was sie nütze ec. D. Mart. Luther. [Een geestelijk lied over onze doop, waarin kort wordt samengevat wat de doop is, wie de doop heeft ingesteld en wat het nut ervan is.] In dit catechismuslied is de hele dooptheologie van Luther vervat. De dopelingen worden voor het leven getekend met het merkteken van een Heer die hun zonden wil dragen. Daarom laat Christus, de zondeloze, zich als eerste dopen in de Jordaan. Da wollt er stiften uns ein Bad, zu waschen uns von Sünden En dan, in dat bijna onvertaalbare Duits van Luther: ersäufen auch den bittern Tod. De dood verzuipt in het doopwater! Maar de mens, door Christus gered, komt weer boven, hapt naar adem, schudt de druppels van zich af en is herboren, een nieuwe mens: Es galt ein neues Leben! Onvertaalbaar noemde ik deze tekst. Schulte Nordholt hééft dan ook niet vertaald, maar op een ongelooflijk knappe manier herdicht: Hij daalde neer in de Jordaan, badwater onzer zonden. Zijn leven neemt ons sterven aan, zijn bloed heelt onze wonden. Zijn sterven is ons leven.
2. So hört und merket alle wohl, was Gott heißt selbst die Taufe, und was ein Christen glauben soll, zu meiden Ketzer Haufen: 1) Gott spricht und will, das Wasser sei doch nicht allein schlecht Wasser, sein heiligs Wort ist auch dabei mit reichem Geist ohn Maßen: der ist allhie der Täufer. 3. Solchs hat er uns beweiset klar, mit Bildern und mit Worten. Des Vaters Stimm man offenbar daselbst am Jordan hörte. Er sprach: das ist mein lieber Sohn, an dem ich hab Gefallen; den will ich euch befohlen han, Daß ihr ihn höret alle und folget seinen Lehren. 4. Auch Gottes Sohn hie selber steht in seiner zarten Menschheit, der Heilig Geist herniederfährt in Taubenbild verkleidet, daß wir nicht sollen zweifeln dran, wenn wir getaufet werden, all drei Person getaufet han, damit bei uns auf Erden zu wohnen sich ergeben. 5. Sein Jünger heißt der Herre Christ: ‘Geht hin all Welt zu lehren, daß sie verlorn in Sünden ist, sich soll zur Buße kehren; wer glaubet und sich taufen läßt, soll dadurch selig werden, ein neugeborner Mensch er heißt, der nicht mehr könne sterben, das Himmelreich soll erben. 6. Wer nicht glaubt dieser großen Gnad, der bleibt in seinen Sünden, und ist verdammt zum ewgen Tod tief in der Höllen Grunde. Nichts hilft sein eigen Heiligkeit, all sein Thun ist verloren, Die Erbsünd' macht's zur Nichtigkeit, darin er ist geboren, vermag ihm selbst nichts helfen. 7. Das Aug allein das Wasser sieht, wie Menschen Wasser gießen; der Glaub im Geist die Kraft versteht des Blutes Jesu Christi; und ist vor ihm ein rote Flut, von Christi Blut gefärbet, die allen Schaden heilen tut, von Adam her geerbet, auch von uns selbst begangen.
Het beeld is al net zo plastisch als bij Luther. Je zíet het voor je, het ‘badwater onzer zonden’, dat grauwe water waarin al het vuil wordt weggespoeld. En we moeten de dichter maar vergeven dat het woordaccent en het melodieaccent bij het zingen even botsen: badwáter. In de volgende coupletten gaat het, om het modern te zeggen, over ‘het verschil tussen doopwater en H 2 O’. In één van zijn preken zegt Luther: Wij zeggen wel dat het water is, maar er hoort nog iets meer bij, wat zulk water heerlijk, heilig en tot de rechte doop maakt, namelijk bovendien Gods Woord naast en bij het water, dat wij niet hebben bedacht noch gedroomd. Want waar Gods Woord is, waarmee Hij hemel en aarde geschapen heeft, daar is God zelf met zijn kracht en macht. Daarom moeten wij er zeker van zijn dat als iemand gedoopt wordt op Christus’ bevel, dat daar dan tegenwoordig zijn God de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en dat er in de hemel niets dan welbehagen, lust en vreugde bestaat, omdat de zonden vergeven zijn en de hemel voor altijd open staat... Wat Jan Willem Schulte Nordholt met Luthers laatste couplet doet is buitengewoon gedurfd en knap. Hoe vertaal je de rode vloed van Christus’ bloed, en wat moeten wij in onze tijd nog met die erfzonde van Adam tot heden? Maar Schulte Nordholt zag het vóór zich; het gaat namelijk niet over een dogma maar over een visioen! De kern van Luthers lied is: als Christus de zonden der wereld wegdraagt dan draait Hij als het ware de zondeval terug. We krijgen weer zicht op de schepping zoals God die bedoeld had. In bijbelse beelden uitgedrukt: het paradijs uit Genesis, de hof van Eden wordt weer zichtbaar. Daarom speelt het verhaal van de Paasmorgen óók in een tuin! Het paradijs is hervonden. Adam mag dus teruglopen, de hof in waaruit hij was weggestuurd. Schulte Nordholt zág het gebeuren, als een film die achterstevoren wordt afgedraaid: Wij worden in uw dood gedoopt. Door U voorgoed vergeven, staat Adam stralend op en loopt terug in ’t eeuwig leven, het paradijs hervonden. En voor de goede verstaander bevat deze strofe ook nog een collegiale knipoog naar de zeventiende-eeuwse Engelse dichter John Milton!

Toen Jezus bij het water kwam

Een gezongen doopcatechese

Wat een geweldige wijs heeft Luthers Doop- en Epifaniënlied meegekregen! In 1524 stonden de noten (van Luther zelf? van Johann Walter? van een ouder volkslied?) al genoteerd bij een andere tekst (‘Es wollt uns Gott genädig sein’), maar dat bleek een voorbijgaande relatie te zijn. Pas de verbintenis met de tekst ‘Christ unser Herr’ leverde een volmaakt huwelijk op tussen tekst en melodie. Luthers dooplied heeft de barvorm, een liedvorm die ontstaan is bij de Minnesänger en Meister- singer, die tekst en muziek van hun liederen zelf schreven en uitvoerden (de ‘singers-songwriters’ van de Middeleeuwen). De barvorm bestaat uit een Aufgesang: dat zijn twee Stollen met verschillende tekst maar op dezelfde melodie (bij het lied van Luther dus de eerste 2 + 2 regels), gevolgd door het Abgesang. Het vormschema is dus A-A-B. Vaak komen in B elementen uit A weer terug (vergelijk het begin van regel 8 met regel 1). Ook Luther gebruikte deze vorm graag. De beroemde Meistersinger Hans Sachs (de operaliefhebber kent hem uit Die Meistersinger von Nürnberg van Richard Wagner) noemde Luther dan ook ‘Die Wittembergisch Nachtigall die man yetz höret überall’. Een bekende vraag bij de lied-analyse is altijd: in welke modus (kerktoonsoort) staat deze wijs eigenlijk? In de oorspronkelijke notatie vanuit d lijkt de melodie in d-dorisch te staan; maar de finalis a zorgt voor verwarring. Het is echter wel degelijk een dorische en geen eolische wijs. Vanuit het systeem van de hexachorden is duidelijk dat het voluit een re-lied is. De melodie beweegt zich in de gebieden van het hexachordum naturale en het hexachordum durum (in de tijd vóor ca. 1600 dacht men niet in ‘toonladders’ van een octaaf, maar in hexachorden, reeksen van zes tonen – ut- re-mi-fa-sol-la – die elkaar gedeeltelijk overlappen). Hexachordum naturale Hexachordum durum Een voor de hand liggend dorisch slot zou kunnen zijn: Maar de componist besloot om de laatste regel niet in het hexachordum naturale te leggen, maar een kwint hoger, in het hexachordum durum. De laatste tekstregel krijgt daardoor een grandioos accent: ‘Es galt ein neues Leben!’. Toch blíjft het uiteraard een echte re-melodie!

De melodie

1 ) In het Evangelisches Gesangbuch is de eerste helft van de strofe als volgt gewijzigd (de ketters vonden ze blijkbaar te erg):
Toen Jezus bij het water kwam
So hört und merket alle wohl, was Gott selbst Taufe nennet, und was ein Christen glauben soll, der sich zu ihm bekennet.
t.Martin Luther, v.J.W. Schulte Nordholt, m.Wittenberg 1524;LbK gz.165;LB 522
Uit M&L 2004 nr.1. Voor deze website bewerkt en uitgebreid (2021). Met dank aan Wonno Bleij (luthers predikant, 1938-2011).
bladeren
bladeren
Houtsnede uit Geystliche Lieder 1545
Willem Vogel schrijft in het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken dat je er bij het zingen van deze wijs wèl even goed voor moet gaan zitten, met de rug los van de leuning. Je kunt dit lied alleen maar zingen met een volle stem, een lange adem en zonder enige haast. Het kost even wat moeite, maar, aldus Vogel, ‘voor wie dat doet is het loon groot’.
Tekst volgens Geystliche Lieder, 1545 (Gesangbuch Valentin Babst); spelling aangepast.
Wim Kloppenburg  Hymnologie